maandag 7 november 2011

San José, 6 november 2011

We hebben vandaag een vulkaan beklommen.  Het was de tweede poging om naar Poás te gaan maar de vorige keer, 3 weken geleden, moesten we halverwege terugkomen omdat de weg verzakt was door de regen.
Deze keer hadden we meer geluk: schitterend weer.  Het eerste wat opvalt is de frisse berglucht: knisperend koel.  Een verademing na San José, dat in een vallei ligt waar de luchtvervuiling blijft hangen. Ons dorp ligt tegen een bergwand en de lucht is er minder smerig dan in de stad maar fris is toch wat anders.
Costa Rica is, ondanks zijn groene imago, een erg vervuild land.  De nationale parken (gelukkig meer dan 30% van het totale grondgebied) worden goed beschermd, ze brengen immers veel geld op door het toerisme.  Maar eigenlijk kan het milieu de gemiddelde Costa Ricaan geen fluit schelen (wat dat betreft lijken ze best veel op Belgen).  Bussen en vrachtauto's braken constant puur roet uit, overal ligt afval, in winkels moet je de inpakkers van je afmeppen of je gaat met kilo's wegwerptasjes naar huis, afvalwater wordt nergens gezuiverd, uitstootnormen voor de industrie zijn er niet, het hele land is vergeven van het landbouwgif.  90% van de elektriciteit wordt duurzaam gewonnen (vooral uit waterkracht), dat is ook al iets.  En het is hier nooit koud dus de mensen hebben geen verwarming, daar kunnen ze dus ook al niet te veel verspillen. Maar voor de rest is het milieubeleid maar een flauw beestje. De met veel bombarie aangekondigde ambitie om de eerste CO-neutrale economie ter wereld te worden, heeft de regering stilletjes laten varen: er is geen geld voor.  De plannen zouden een investering van 400 miljoen USD per jaar vereisen (een peulenschil), in werkelijkheid was CO-neutraliteit het land niet meer dan 2 miljoen USD per jaar waard.  De regering haalt nauwelijks belastingen op en het buitenland geeft geen ontwikkelingsgeld: Costa Rica is niet arm genoeg, niet corrupt en dictatoriaal genoeg om geholpen te worden.  Dat frustreert de Costa Ricanen: ze vinden dat ze gestraft worden voor het feit dat ze al jarenlang behoorlijk bestuurd worden; je kunt maar beter een failed state zijn zoals Honduras, waar jaarlijks miljarden aan ontwikkelingshulp meteen doorgestort worden naar de Kaaimaneilanden en de Bahama's, dan de enige stabiele democratie van de regio.
Maar ze kunnen zichzelf wel goed verkopen als het Zwitserland van Centraal-Amerika (waarbij mijn collega zich afvraagt waarom de Zwitsers hen geen rechtszaak lappen wegens misbruik van hun goede naam).

Maar wij dus naar Poás.  Onderweg zongen we vrolijk mee met sinterklaasliedjes, een beetje surrealistisch bij 25°.  Op weg naar de top kwamen we veel wielertoeristen tegen; Costa Ricanen zijn duidelijk geen geboren fietsers: zwalpend over de weg, de tong bijna tussen de ketting, zwoegend en hijgend.  Ik verwachte om elke bocht een aan een hartaanval bezweken wieleramateur aan te treffen maar de gieren waren me steeds te snel af.

De grote, met water gevulde krater is spectaculair: je ziet hoe de wolken gevormd worden door de aardwarmte, in een mum van tijd is de hele top gehuld in de mist.  Een mist die naar zwavel riekt.  Je mag niet te dicht bij de krater komen, de dampen zijn uiterst giftig.

Even verderop - na een fikse wandeling door het  oerwoud -ligt een tweede krater, waarvan het water zo zuur is dat er nauwelijks leven mogelijk is. En als er wél leven was, was het zeker weggejaagd door Caspers onophoudelijke gesnater.
Daarna gingen we naar de watervallen van La Paz, waar ik meteen ruzie kreeg met een brutale toekan die mijn horloge wilde stelen.
En waar de kindjes Ben Hur speelden.

De 4 watervallen waren heel mooi, de nevel zorgde voor een mysterieuze sfeer, het leek alsof het water uit de wolken naar beneden kwam donderen.  Echt regenwoud.

En nu weer thuis, genietend van de zondagavond.
Het ga u goed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten