zaterdag 24 september 2011

San José, 24 september 2011

Ik heb in de gevangenis gezeten.
Aan een tafeltje, met een Belg die daar ook zat.  Maar hij zat daar al iets langer dan ik en moet daar ook nog een tijdje blijven.  Hij is veroordeeld wegens het smokkelen van cocaïne, wel vijf grote koffers vol.  Maar eigenlijk is hij onschuldig en lijdt hij voor de waarheid. Mandela, Ghandi, Christus en Igor Serpsk: allemaal onschuldig in de gevangenis gezeten, allemaal voorbeelden voor de mensheid.  Al weet ik dat van Serpsk niet zo heel zeker, van dat voorbeeld.
In ieder geval ging ik hem bezoeken, daar heeft hij recht op.  Ik dus op weg met een doos vol zeep en tandpasta en toiletpapier en knutselspullen .  De bergen uit, naar de Caraïbische kust.  In de vlakte is het meteen tropisch warm.  En iedereen fietst daar, wel een verademing na de autohel van San José.  Alweer overvalt mij een heel groot Afrikagevoel.  Na een uur of twee rijden kom je aan een Aldi-versie van Centerparks: kleurrijke maar afgebladderde huisjes in een duinengebied met daarrond een eerder symbolisch hek.  Bij de ingang van het hek lummelen een paar bewakers rond, enkelen spelen een soort tikkertje met hun knuppels.  Ze zwaaien even naar ons en nog voor wij teruggezwaaid hebben, is  de toegangspoort al open en zijn we in de gevangenis met ons toiletpapier en onze vijlen en hamers.  Het lijkt wel Dendermonde.
Tussen de huizen slenteren de bewoners. Als ik me aanmeld, gaat een bewaker naar een man die een kopje koffie zit te drinken op één van de vele terrasjes op het terrein (inderdaad, er zijn  terrasjes in de gevangenis), vraagt hem vriendschappelijk of het hem past mij te ontvangen, doet hem speelgoedhandboeien om en brengt hem naar mij toe.  Dat is niet Serpsk: dat is Raspoetin!  Met dezelfde lange haren, zwarte baard, waanzinnige blik.  Hij steekt meteen van wal: of ik wel weet dat ik in de hel ben terechtgekomen, daar op kantoor, dat mijn collega's allemaal kwaadaardig zijn behalve de ene secretaresse die hem gewoonlijk bezocht maar dat nu niet meer wil doen omdat hij haar een hoer geeft genoemd:  die is niet alleen kwaadaardig maar ook nog eens seksueel gefrusteerd. 't Is maar dat ik het weet.  En het is allemaal de schuld van de consul dat hij in de gevangenis zit.  Maar het staat allemaal in de Bijbel dat profeten nooit geloofd worden.  En zo komt hij bij Mandela en Ghandi en Christus.  En zo gaat hij nog een uur door.  Dat het eigenlijk ook de schuld van de Nederlanders is en van zijn ex-vrouw en van zijn Kroatische buurman en van de directeur van het internaat van zijn kinderen en van de dokter van Michael Jackson.  Enfin, de hele wereld spant samen om Serpsk in onmenselijke omstandigheden gevangen te houden, te vernederen en te kwellen.  Hij heeft nooit in drugs gedaan, dat zijn allemaal leugens!  Ik krijg tranen in de ogen en beloof de VN en de koning op de hoogte te stellen van zijn onschuldig lijden.  Ontroerd omhelst hij mij (met die handboeien aan lijkt het er eerder op dat hij me wurgt) en als vrienden nemen we afscheid.  Voor ik wegga geeft hij mij nog een paar pakjes mee om via de diplomatieke tas op te sturen naar zijn moedertje die in Miami bij een Mexicaan met een goede hart woont.  Dat beloof ik.

Maandag was Carola jarig.  Joepie en hieperdepiephoera.  Met aarbeientaart van de Franse bakker en fondue bij de Belg, hoog in de heuvels van Escazú met adembenemend uitzicht over de stad.  Dat restaurant is een oud klooster waar de obers pijen dragen en waar je Duvel kunt drinken in een heel povere versie van de Sixtijnse kapel.  Heel speciaal.

Omdat het niet altijd triestig moet zijn en over anderen moet gaan: ik steun ook hier goede doelen; hier koop ik een broodje voor de armen.  Eigenlijk is het broodje voor mezelf maar de opbrengst is voor de armen. U begrijpt wel wat ik bedoel.  Publiciteitsfoto op de website van de Nederlandse Club.
En nu ga ik verhuizen.  Volgend bericht vanuit ons nieuwe, echte, definitieve huis.

San José, 24 september 2011

Ik heb in de gevangenis gezeten.
Aan een tafeltje, met een Belg die daar ook zat.  Maar hij zat daar al iets langer dan ik en moet daar ook nog een tijdje blijven.  Hij is veroordeeld wegens het smokkelen van cocaïne, wel vijf grote koffers vol.  Maar eigenlijk is hij onschuldig en lijdt hij voor de waarheid. Mandela, Ghandi, Christus en Igor Serpsk: allemaal onschuldig in de gevangenis gezeten, allemaal voorbeelden voor de mensheid.  Al weet ik dat van Serpsk niet zo heel zeker, van dat voorbeeld.
In ieder geval ging ik hem bezoeken, daar heeft hij recht op.  Ik dus op weg met een doos vol zeep en tandpasta en toiletpapier en knutselspullen .  De bergen uit, naar de Caraïbische kust.  In de vlakte is het meteen tropisch warm.  En iedereen fietst daar, wel een verademing na de autohel van San José.  Alweer overvalt mij een heel groot Afrikagevoel.  Na een uur of twee rijden kom je aan een Aldi-versie van Centerparks: kleurrijke maar afgebladderde huisjes in een duinengebied met daarrond een eerder symbolisch hek.  Bij de ingang van het hek lummelen een paar bewakers rond, enkelen spelen een soort tikkertje met hun knuppels.  Ze zwaaien even naar ons en nog voor wij teruggezwaaid hebben, is  de toegangspoort al open en zijn we in de gevangenis met ons toiletpapier en onze vijlen en hamers.  Het lijkt wel Dendermonde.
Tussen de huizen slenteren de bewoners. Als ik me aanmeld, gaat een bewaker naar een man die een kopje koffie zit te drinken op één van de vele terrasjes op het terrein (inderdaad, er zijn  terrasjes in de gevangenis), vraagt hem vriendschappelijk of het hem past mij te ontvangen, doet hem speelgoedhandboeien om en brengt hem naar mij toe.  Dat is niet Serpsk: dat is Raspoetin!  Met dezelfde lange haren, zwarte baard, waanzinnige blik.  Hij steekt meteen van wal: of ik wel weet dat ik in de hel ben terechtgekomen, daar op kantoor, dat mijn collega's allemaal inslecht zijn behalve de ene secretaresse die hem gewoonlijk bezocht maar dat nu niet meer wil doen omdat hij haar een hoer geeft genoemd:  die is niet alleen inslecht maar ook nog eens seksueel gefrusteerd. 't Is maar dat ik het weet.  En het is allemaal de schuld van de consul dat hij in de gevangenis zit.

Omdat het niet altijd triestig moet zijn en over anderen moet gaan:


Ik heb in de gevangenis gezeten.

San José, 24 september 2011

Ik heb in de gevangenis gezeten.
Aan een tafeltje, met een Belg die daar ook zat.  Maar hij zat daar al iets langer dan ik en moet daar ook nog een tijdje blijven.  Hij is veroordeeld wegens het smokkelen van cocaïne, wel vijf grote koffers vol.  Maar eigenlijk is hij onschuldig en lijdt hij voor de waarheid. Mandela, Ghandi, Christus en Igor Serpsk: allemaal onschuldig in de gevangenis gezeten, allemaal voorbeelden voor de mensheid.  Al weet ik dat van Serpsk niet zo heel zeker, van dat voorbeeld.
In ieder geval ging ik hem bezoeken, daar heeft hij recht op.  Ik dus op weg met een doos vol zeep en tandpasta en toiletpapier en knutselspullen .  De bergen uit, naar de Caraïbische kust.  In de vlakte is het meteen tropisch warm.  En iedereen fietst daar, wel een verademing na de autohel van San José.  Alweer overvalt mij een heel groot Afrikagevoel.  Na een uur of twee rijden kom je aan een Aldi-versie van Centerparks: kleurrijke maar afgebladderde huisjes in een duinengebied met daarrond een eerder symbolisch hek.  Bij de ingang van het hek lummelen een paar bewakers rond, enkelen spelen een soort tikkertje met hun knuppels.  Ze zwaaien even naar ons en nog voor wij teruggezwaaid hebben, is  de toegangspoort al open en zijn we in de gevangenis met ons toiletpapier en onze vijlen en hamers.  Het lijkt wel Dendermonde.
Tussen de huizen slenteren de bewoners. Als ik me aanmeld, gaat een bewaker naar een man die een kopje koffie zit te drinken op één van de vele terrasjes op het terrein (inderdaad, er zijn  terrasjes in de gevangenis), vraagt hem vriendschappelijk of het hem past mij te ontvangen, doet hem speelgoedhandboeien om en brengt hem naar mij toe.  Dat is niet Serpsk: dat is Raspoetin!  Met dezelfde lange haren, zwarte baard, waanzinnige blik.  Hij steekt meteen van wal: of ik wel weet dat ik in de hel ben terechtgekomen, daar op kantoor, dat mijn collega's allemaal inslecht zijn behalve de ene secretaresse die hem gewoonlijk bezocht maar dat nu niet meer wil doen omdat hij haar een hoer geeft genoemd:  die is niet alleen inslecht maar ook nog eens seksueel gefrusteerd. 't Is maar dat ik het weet.  En het is allemaal de schuld van de consul dat hij in de gevangenis zit.

Omdat het niet altijd triestig moet zijn en over anderen moet gaan:


Ik heb in de gevangenis gezeten.

San José, 24 september 2011

Ik heb in de gevangenis gezeten.
Aan een tafeltje, met een Belg die daar ook zat.  Maar hij zat daar al iets langer dan ik en moet daar ook nog een tijdje blijven.  Hij is veroordeeld wegens het smokkelen van cocaïne, wel vijf grote koffers vol.  Maar eigenlijk is hij onschuldig en lijdt hij voor de waarheid. Mandela, Ghandi, Christus en Igor Serpsk: allemaal onschuldig in de gevangenis gezeten, allemaal voorbeelden voor de mensheid.  Al weet ik dat van Serpsk niet zo zeker.

Omdat het niet altijd triestig moet zijn en over anderen moet gaan:


Ik heb in de gevangenis gezeten.

zaterdag 17 september 2011

San José, 17 september 2011

Nog een week en we kunnen in ons huis. Het wordt tijd: zo'n appartement is niet echt ruim met kinderen en cavia's en kat.  Aan de overkant wonen ook kinderen en af en toe staan Emma en Casper op het balkon naar hen te zwaaien en liedjes te zingen en gek te doen.  De andere kinderen doen hetzelfde in het Spaans en zo beleeft iedereen plezier zonder dat ze elkaar verstaan.

Emma wordt ziek.  Het begon met een verkoudheid maar ik vrees dat het erger wordt: ze ligt al de hele nacht te hoesten.  Als dat maar geen longontsteking wordt.  En dat bij 25°.

In de straat die langs ons gebouw de heuvel op loopt zit een gat in het wegdek.  Elke ochtend heel vroeg komen er een groot aantal mannetjes omheen staan met schoppen en kruiwagens en pletwalsen en aanstampmachines.  Twee van die mannetjes houden het verkeer tegen, anderen gaan verwoed aan het werk met schoppen en machines, nog anderen gaan gewoon een beetje in het gat zitten zitten.  Tegen de avond ligt het gat 3 meter verder en kunnen ze de de volgende dag vrolijk opnieuw aan de slag.  Dat is nu al 6 weken aan de gang: het gat is al helemaal de heuvel op gegaan en nu is het weer beneden, klaar om opnieuw naar boven te gaan.

Vorige week was er dus het sjoeltornooi bij de Nederlandse club.  Het ging door in een chalet achter een hotel dat gerund wordt door een Nederlander.  We maakten ons een beetje zorgen: hoe dichter we bij het hotel kwamen, hoe triester de buurt werd.  De zorgen waren onnodig: achter het hotel lag een prachtig park, een stukje paradijs waar een staalkaart gegeven werd van de flora van Costa Rica.  De eigenaar heeft duidelijk veel liefde geïnvesteerd in zijn park.
Het sjoelen was, tegen alle verwachtingen in, wel gezellig.  Al was ik absoluut de slechtste sjoeler van iedereen en waren de kinderen danig teleurgesteld dat ze zich niet in de tweede ronde gesjoeld hadden.  Maar de bitterballen waren smakelijk, ze waren duidelijk gemaakt van echt kwaliteitssnot.

15 september was dus Onafhankelijkheidsdag.  Emma en Casper trokken dus op z'n Tico naar school, met kostuums en lantaarns.



Casper mocht la hermosa bandera helpen vasthouden (hij is de tweede van links, eerste rij):

Emma danste traditioneel:

En tussen dat dansen en vlaggendragen in waren er toespraakjes over democratie en vrijheid en werd er driftig 'Viva Costa Rica' geroepen en uit volle borst gezongen.   Op het einde dansten de juffen en de meesters met groot succes de plaatselijke horlepiep.
Alles werd afgesloten met gallo pinto, de traditionele rijst met bruine bonen, waar Casper van moest kokhalzen.
's Avonds waren overal lantaarnparades, ook in ons dorp. Heel traditioneel, allemaal.  Maar ik heb er niets van gezien: ik stond in de file.  Ook dat is het leven hier.

Straks picknick van de Belgische club.  Ik ga pannenkoeken bakken.  En ananassalade maken.

Hasta luego.

zondag 11 september 2011

San José, 11 september 2011

Men had ons gewaarschuwd voor het regenseizoen: 8 maanden plenzen met hoogtepunt in september en oktober. Het valt mee. 's Ochtends is het doorgaans droog en de regen komt na de middag: een paar hevige hoosbuien, met geregeld de nodige donder en bliksem, meer niet. Je kunt meestal gewoon droog naar buiten. Maar een paraplu is aangewezen: in 2 minuten kan het van stralend blauw naar onweer gaan, dat valt niet te voorspellen.
De klimaatsverandering zorgt ervoor dat ook hier het weer in de war is en de regens uitblijven. Costa Rica is voor 80% afhankelijk van waterkrachtcentrales voor zijn elektriciteitsvoorziening maar nergens zijn er stuwmeren, er was toch altijd genoeg water. Dat zou niet langer het geval zijn. Er waren ook nooit drinkwatervoorraden nodig: het regende zo veel dat er steeds genoeg te drinken was, ook tijdens het droge seizoen. Maar als het zo doorgaat, stevent het land af op watersschaarste. En dat in een land waar het dus 8 maanden per jaar veel regent en het de rest van het jaar ook regent.

Vanmorgen zaten we wat te drinken op het terras van een sportcafé. Een sportcafé is geen plaats waar mensen sporten, nee: in een sportcafé hangen grote televisieschermen waar mensen naar sport kíjken. Op één van die schermen konden de passieve sportlui live Europees voetbal volgen. Een mens zou dan Liverpool verwachten, of Barcelona. Nee-nee: in Costa Rica kon de voetballiefhebber de volledige wedstrijd Roda JC – FC Twente bekijken. De volle 90 minuten. Mét commentaar door plaatselijke voetbalkenners. En voor- en nabeschouwing. En close-ups van beschilderde Tukkers en Limburgers. En langsheen het veld reclame voor Electroshop De Boer en snackbar De Gulle Kroket. Centraal-Amerika is meteen een stuk minder ver. Ik heb mijn tafeltje al gereserveerd voor AA Gent – Cercle Brugge, volgende week.

Volgende donderdag is het onafhankelijkheidsdag. Een heel groot feest. Overal hangen er nu al vlaggen op huizen en openbare gebouwen, aan auto's, in bomen. Op de scholen vieren ze het ook. Dus ook bij Emma en Casper. Ze gaan dansen, in nationale klederdracht. Voor Casper beperkt het kostuum zich tot een gekleurde zakdoek waar hij mee moet zwaaien en een andere die hij uit zijn broekzak moet laten bengelen en een hoedje maar Emma heeft een geborduurde bloes, een geborduurd schort en een wijde zijdeachtige rok in rood-wit-blauw; héél elegant. Volgens Emma is de tekst van het lied waarop ze gaat dansen “Costa Rica: la-la-la”; volgens Casper is het Latijnser: “Costa Rica: cha-cha-cha”. We horen het woensdag wel.
Tico's zijn héél patriotisch: er is geen mooier land ter wereld en nergens zijn de mensen zijn zo vriendelijk, de scholen en ziekenhuizen zo goed, de zonsondergangen zo adembenemend, de stranden zo wit, geven de koeien zo veel melk, zingen de vogels zo mooi, zijn de borsten zo bol, de huizen zo gezellig, de chauffeurs zo vaardig [en zo gaan ze nog lang door] als in Costa Rica. Ze kennen ook allemaal het volkslied: Noble patria, tu hermosa bandera, een opgewekt deuntje met een vrolijke tekst.
Het is hier de gewoonte dat de ambassadeurs op de nationale feestdag van hun land een bloemenkrans gaan neerleggen bij het Nationaal Monument in het Centraal Park van San José. Ze schrijden dan met die krans door een erehaag van politieagenten in paradeuniform die hun geweer heel serieus hemelwaarts richten. Het schrijden wordt begeleid door de nationale fanfare die de hymne van de desbetreffende natie speelt terwijl alle aanwezigen met de hand op het hart en gebogen hoofd eer betuigen aan het jarige land en het nationale monument. Heel sereen, allemaal. Tot de fanfare het Noble patria inzet: erehaag, officiële gasten, toevallige voorbijgangers, daklozen die hun roes lagen uit te slapen op de banken en speciaal daarvoor ontwaken, de opgetrommelede schoolkinderen die de hele ceremonie een volks en spontaan karakter moeten geven, papagaaien in de bomen – allemaal zingen ze uit volle borst mee. Vooral de agenten, wier heupwiegen de erehaag op slag een stuk minder plechtig maakt. De pauselijke nuntius, die al deken van het diplomatiek korps op al die kransleggingen aanwezig moet zijn staat bekend om zijn aangename zangstem en zijn soepele danspassen, die nog benadrukt worden door het ritmische gezwaai van zijn soutane. Zie de pastoorkes hun rokskes zwaaien.


We hebben nog altijd geen eigen auto. Dat komt door de verschrikkelijke bureaucratie, hier. Je moet een uitgebreid formulier invullen (met de hánd, graag, en in zesvoud), dat door allerlei mensen laten onderteken en met de nodige stempels naar Buitenlandse Zaken brengen, dat daar dan ook allerlei dingen mee doet en het afgeeft aan Financiën. Daar stoppen ze het in een la. Als je een paar keer gebeld hebt halen ze het uit de la, bestuderen het aandachtig en stellen dan vast dat er een stempel ontbreekt op de achterkant van pagina 8. Je krijgt het, na alweer een omweg via BuZa, terug. Het is natuurlijk niet genoeg om de ontbrekende stempel op de achterkant van pagina 8 te zetten, nee: je moet alles opnieuw met de hand en in zesvoud invullen en weer op zoek gaan naar handtekeningen en stempels en dan het boeltje opnieuw opsturen. We wachten dus nog steeds. We hebben een kaars aangestoken in de kathedraal, dus misschien lukt het deze keer wél. Eén auto hebben we al betaald en die zouden we dinsdag moeten hebben. Het zal mij benieuwen.
In ieder geval wachten we nog op de auto waarmee we uitstapjes kunnen maken: door de slechte wegen heb je toch iets groters nodig buiten de stad. Daardoor beperken onze weekends zich tot San José en omgeving. We hebben de vlindertuin al bezocht en het natuurhistorisch museum (met complete skeletten van tyranosaurussen) en een dierentuin en een opvangcentrum voor dieren (waar Casper meteen door een aap gebeten werd) en het goudmuseum (maar dat was 2 keer gesloten). En we hebben ook chocolademelk gedronken in het café van het Teatro Nacional: heel erg Weens. Meer is hier eigenlijk niet te doen. We kijken dus wel al heel erg uit naar uitstappen.

Straks gaan we naar het sjoeltornooi van de Nederlandse Club. Volgens de regels van het Koninklijke Nederlandes Sjoelbond, alstublieft. Daar valt dus niet mee te lachen. Er zullen bitterballen zijn, speciaal voor de gelegenheid gemaakt door een Nederlandse kok. We hopen vooral dat Emma en Casper er speelkameraadjes vinden. En dat de bitterballen smaken.

zondag 4 september 2011

San José, 4 september 2011

September alweer.  Tweede maand, derde huis.  De verhuis was nog onverwacht snel: maandagavond was het afgelopen met de vriendelijkheid, we moesten eruit; en meteen.  Onplezierige discussie.  Het was duidelijk dat onze vriend meer geld wilde van ons.  Het was net zo duidelijk dat hij daar naar kon fluiten.
Gelukkig konden we de volgende dag al verhuizen naar een modern, mooi appartement.  Dicht bij  school, dicht bij ons nieuwe huis, met zwembad en speeltuin dus de kids zijn tevreden.  En het bordeel hebben we de nacht na ons vertrek in brand gestoken. De brandweer is hier niet zo snel, konden we de volgende ochtend vaststellen.

E en C gaan dus naar school.  De Country Day School.  Een Amerikaanse school in de heuvels van Escazú, het Brasschaat van San José.  Mét uniformpjes en al.  Chique volk, hoor: 's ochtends en 's avonds is het aanschuiven van de duurste, grootste, nieuwste auto's.  De helft van de kinderen is Costa Ricaans.  Maar uit wel heel rijke families.  Vrijdag was C uitgenodigd om te gaan spelen bij een klasgenootje: een villa zo groot als het Louvre.  En net zo gezellig. In een buurt met eigen gewapende  bewakers en prikkeldraad en slagbomen, waar ook de presidente woont.  Het huis had panoramische ramen die uitkeken over de heuvels en grote ontvangstruimtes die bedoeld zijn om recepties in te geven, niet om in te wonen.  De kinderen werden meteen overgedragen aan een kindermeisje, de ouders gingen heel elegant en verfijnd koffie drinken en gebak eten en zitten keuvelen in designstoelen op het overdekte terras.  Echt ons slag mensen.  Een volgende keer komen ze keurig zitten doen bij ons zwembad.

E en C begrijpen nog niet veel van wat er gezegd wordt op school.  Vooral E heeft het er moeilijk mee maar ze is dapper, doet echt haar best om er iets van te maken, al is het vaak heel frustrerend. In België, op die piepkleine Kleurboog waar ze de leader of the gang was,  was ze goed, leergierig en sociaal: hier heeft ze vaak het gevoel dat ze niets kan, dat de andere kinderen niet altijd eerlijk zijn, ze moet vaak alleen spelen.  De laatste dagen gaat het echter beter: ze begint vriendjes te maken, toen ik haar vrijdag ging ophalen was ze echt vrolijk en zei ze dat ze zich echt beter begon te voelen op school.  C is daar gemakkelijker in: hij heeft niet die drang om alles perfect te doen en kwebbelt er vrolijk op los en zwaait naar alles en iedereen.  Vertederend als altijd.  Maar ook hij speelt heel vaak alleen.

Het is wel een leuke school: de klassen zijn heel klein (11 kinderen bij E, 7 bij C), er is ontstellend veel personeel, de juffen zijn heel lief, de kinderen hebben de open vriendelijkheid die samen lijkt te gaan met veel geld, de andere ouders zijn heel aardig en iedereen doet heel erg zijn best om E en C zich thuis te laten voelen (veel kinderen zijn zelf expats en weten maar al te goed hoe het voelt aan te komen op een vreemde school zonder dat je de taal spreekt).  Ze hebben speciale lessen Engels en Spaans opdat ze hun achterstand zo snel mogelijk zouden inlopen en echtgenote mag de hele dag de klassen in en uit lopen om waar nodig hulp en troost te bieden.Wij hopen echt dat ze snel Engels kennen en met de andere kinderen kunnen gaan spelen, ze voelen zich nu vaak een beetje eenzaam.  Gelukkig hebben ze elkaar.  En hun fantastische moeder.

E en C volgen nu ook Nederlandse les, ze zitten in een virtuele klas met kinderen van over de hele wereld.  Heel speciaal, allemaal.

De houding van de Tico's tegenover hun kinderen is een beetje tweeslachtig.  Op straat zie je stoere macho's met tatoeages en kettingen met kindjes aan de hand en op de arm en ouders hebben niet die snauwerige manier van praten met hun kinderen die in België nu de normale manier van omgaan lijkt te zijn en i.h.a. is iedereen heel geduldig en vriendelijk met kleintjes. Maar anderzijds heeft iedereen die het zich kan veroorloven een kindermeisje en lijken volwassen in hun privéleven het liefst zo weinig mogelijk te maken te willen hebben met kinderen.  Dat wordt ons hier ook aangeraden: neem een nanny, dan hebben jullie ook nog een leven.  Vreemd, dat uitbannen van de kinderen.  Zo was ik gisteren aan het spelen met E en C  in het zwembad toen een groep moeders met kinderen aankwam.  De moeders gingen meteen zitten kletsen met hun rug demonstratief naar het zwembad, de kinderen moesten zichzelf maar zien te vermaken.  En zoals altijd wilde dat grut met mij komen spelen.  Niet dus: dat eindigt altijd met tranen en boze ouders.  Ik had me geen zorgen moeten maken: de dames besteedden geen enkele aandacht aan hun kroost.  Ik heb er eentje verzopen en niemand heeft iets gemerkt.

Dit is echt een dorp.  Iedereen kent werkelijk iedereen en de straten hebben niet eens namen: een adres wordt omschreven.  Zo is het officiële adres van ons nieuwe huis: 250 meter ten oosten (bergop) van Riverside Mall, 2de straat rechts, het witte huis met de 2 mangobomen in de voortuin en de lichtbruine voordeur en de zwarte garagepoort.  Officieel, dus.  Geen wonder dat veel buitenlandse criminelen zich hier komen verstoppen.
Ik ken ook al het grootste gedeelte van de buitenlandse gemeenschap.  Na amper 5 weken.  Het roddelcircuit  draait op volle toeren.  Heerlijk!