woensdag 28 december 2011

San José, 28 december 2011.

We hebben hem gezien, met onze eigen ogen, op kerstdag dan nog: de quetzal.  De heilige vogel van de Maya's, de mooiste vogel van Centraal-Amerika, de engel van de bergen:

We hebben de kerstdagen doorgebracht in de bergen.  In een ecolodge aan het begin van een vallei met de mooie naam San Gerardo de Dota.  Prachtige huisjes met schitterend uitzicht over de bergen.

'Dantica' heet de lodge, het tapirtje.  Alleen al om de naam zou je erheen gaan.  En om het schattige logo.  De koudste streek van Costa Rica, bibberden ze in San José.  "Neem maar een dikke trui mee, het wordt daar overdag niet warmer dan 15°!".  Ze dachten echt dat we naar de Noordpool gingen.

In de buurt ligt de Cerro de la Muerta, de Berg van de Dood, de tweede hoogste berg van Costa Rica.  Hij domineert alle wegen van San José naar het zuiden.  Toen de Amerikanen in de jaren 1940 de Inter-American Highway aanlegden, die de VS verbindt met het Kanaal van Panama, volgenden ook zij de traditionele handelswegen  die langs de voet van de berg kronkelen, wat voor een waarlijk spectaculair stuk weg zorgde. De berg komt aan zijn sinistere naam doordat in het verleden geregeld handelaren doodvroren toen ze hem beklommen om hun waren naar de markten in de buurt te brengen.

Ook wij zijn naar boven gegaan, tot boven de wolken. Van op de top, op ruim 3500 meter hoogte, kun je bij helder weer de Caribische Zee en de Stille Oceaan zien en wel 5 vulkanen.  Er groeien dezelfde planten als in de Andes: een schrale, harde vegetatie die zich buigt naar de felle wind.





En zelfs terwijl hij een levensgevaarlijke bergflank beklimt waarbij hij handen en voeten en zijn volledige concentratie nodig heeft en elke hap zuurstof goed kan gebruiken, zwijgt Casper geen moment.  Over berg en dal klinkt zijn onophoudelijke gebabbel over Bakugans en dinosaurussen.
En anders probeert hij wel zijn nek te breken.


Toen we weer naar beneden kwamen, was de Interamericana afgesloten, de Vuelta Internacional a Costa Rica kwam immers voorbij.  Eerst een heleboel motorfietsen, zoveel dat we dachten dat het om een motorwedstrijd ging en vervolgens een bont allegaartje op zelfgemaakte fietsen, met volgauto's waarop de namen van sponsors en landen van herkomst met viltstift geschreven stonden en de fietsonderdelen met elastiekjes en touwtjes op waren vastgebonden . 

Op kop reden de Colombianen en de Peruvianen.  Daarna kwamen de andere Latijns-Amerikanen.  En tenslotte, meer dan een uur na de eersten, sukkelden Giel de Nijs en Joris de Boer de helling op.  In grote oranje letters hadden ze 'Team Amsterdam' op hun broek staan, en tulpen.  Mijn "Hup Holland" deed hen grijnzen  en schuimbekkend vloekten ze zichzelf naar boven, zich afvragend waarom ze in godsnaam niet een beetje beter hun best hadden gedaan op school en wat Philippe Gilbert heeft dat zij niét hebben.  Maar ze hebben het gehaald, ze hebben de Vuelta uitgereden.  Niemand in Nederland kent hen waarschijnlijk maar ze verdienen groot respect. Je moet het maar doen: onderbetaald in een niet eens veredeld amateurteam, nog verdwaasd van de jetlag en stijf van de nacht in economy, op geleende en veel te kleine fietsen, van de Europese winter naar de zomer in Centraal-Amerika, in hotels waar de bedwantsen en de kakerlakken je uit je slaap houden, levend op een dieet van rijst en bonen, je een week lang afbeulen in etappes die starten op zeeniveau en die eindigen hoog in de bergen,  terwijl je weet dat je niet de minste kans maakt om ook maar een degelijk klassement te rijden en dat geen enkel groot team van je bestaan afweet.
Toen de laatste etappe gisteren aankwam in San José werden ze aan de eindmeet door de Club Holandes opgewacht met Heineken, alsof ze nog niet genoeg geleden hadden.

Het dal van San Gerardo is lieflijk, met een riviertje tussen de eikenbomen waar de regenboogforellen in wemelen en waarvan het water zo zuiver is dat je het kunt drinken.

Het hele dal is beschermd.  Er staat een kerkje naast de rivier, en een schooltje.  En voor de rest een paar lodges en een restaurant met uitzicht.  Allemaal zo goed als verlaten. Toen we naar de watervallen wandelden aan het eind van het dal, dé trekpleister van de streek, waren we de enigen.   Tico's houden toch al niet van de bergen en zeker de kerstdagen brengen ze door aan zee en de gringo's  hebben geen geld meer.  Een paar Europeanen zagen we, meer niet.  Het gaat niet zo goed met het toerisme in dit land.

En nu zijn we dus terug in San José.  Het is echt rustig in de stad.  Veel winkels zijn gesloten, de straten liggen er verlaten bij.  Ontspannende laatste dagen van het jaar.  En elke avond vuurwerk, daar houden ze hier veel van.

Tenslotte, omdat het leven meer is dan alleen maar vakantie en leut, een foto van ons onophoudelijk gestachanovitsj op kantoor:
Spot de zot.

Hou het rustig op oudejaarsavond.

maandag 19 december 2011

San José, 18 december 2011.


We hebben een kersboom gekocht.  Geen echte, eerder een dikke tak van een cypres of zo die hier aan de kant van de weg verkocht wordt bij gebrek aan sparren.  We hebben hem versierd en in huis hebben we lichtjes opgehangen en een kerststal gezet; allemaal heel sfeervol.

Op school hebben de kinderen christmas charols gezongen en wij een traan weggepinkt bij zoveel belgerinkel en kindergezang.
(E rechts op achterste rij)


Overal ligt nepsneeuw en zie je foto's van mensen die in dikke truien en met gebreide mutsen op hun hoofd en warme sjaals om hun hals bij een groot haardvuur gezellig staan te doen terwijl ze hun handen warmen aan mokken hete chocolademelk.  In Zuid-Afrika droeg de kerstman een zwembroek maar hier gaan ze voor het volle ornaat: hartje winter in Noord-Amerika of Scandinavië. Op straat zie je nu kindjes lopen met wollen mutsen en wantjes, omdat het in december nu eenmaal koud hoort te zijn.  Dat die kindjes voor de rest t-shirtjes, korte broekjes en sandalen dragen maakt niets uit, als ze die mutsen en wanten maar dragen en toch een beetje lijken op gringo's in de winter.

Om toch te voelen wat winter eigenlijk is, hebben Casper en zijn klasgenootjes de dievriezer van een invoerder van etenswaren bezocht.  Voor het eerst zagen de Ticootjes sneeuw en ijs, waar ze al zo veel over gehoord hadden.  Zoals kindertjes in Europa een exotische plantentuin bezoeken, gaan ze hier dus op schoolreis naar een diepvriezer.  Zo is elk land anders.

Vorig weekend hebben we de Notenkraker gezien.   Die wordt hier elk jaar opgevoerd in het Teatro Nacionál, een piepkleine versie van de Bourlaschouwburg. Zo klein dat er niet eens een orkest in past.  Maar binnen één weelde  van rood fluweel en bladgoud en stoelen die gemaakt werden toen de benen van het publiek nog minder lang waren.  Heerlijk nostalgisch.
 De solodansers waren van het Ballet van New York en heel professioneel.  Het corps waren leden van de plaatselijke balletclub en samen met de plaatselijke technici zorgde dat voor een vrolijke janboel: de muziek begon te vroeg of te traag of bleef hangen, de verkeerde decorstukken werden naar beneden gelaten en haastig weer opgetakeld, figuranten trapten op de zoom van elkaars jurken of weigerden het podium te verlaten na hun scène of zwaaiden naar vrienden in de zaal, het gordijn floepte onverwachts dicht en het licht ging uit; kortom: we hebben ons uitstekend vermaakt.





En natuurlijk zaten ze ook deze keer in het publiek: de Kenners.  Nog voor de laatste maat van elke scène werd ingezet begonnen ze al te klappen, zodat iedereen goed merkte dat zij het ontwikkelde lieden zijn die hun klassiekers kennen. Ze jutten elkaar op en het eindigde ermee dat ze elk bij het einde een aparte  staande ovatie inzetten, terwijl de verbaasde dansers die nog aan rondhuppelen en -springen waren de muziek niet meer konden horen en de finale eindigde in chaos met iedereen die zo maar wat op zijn eigen ritme danste; dit alles tot ergernis van de Kenners en tot groot vermaak van alle anderen.


We zijn naar zee geweest!  Naar Jacó, het Marbella van de Pacific,  waar de hipste clubs zijn, waar het zwaarst geraved wordt, waar het schoonste volk komt pronken.  Maar dat wisten wij niet toen we vertrokken.   Wij wilden gewoon genieten van het strand.
Onderweg zagen we reusachtige krokodillen lekker liggen zonnen.  We stonden zelf op een bouwvallige brug met afbrokkelende borstwering, waar je mensen in groepjes zag samen staan, ieder klaar om een ander te grijpen en naar de krokodillen te gooien als het boeltje in elkaar zou zakken. Dat is niet gebeurd.


Het strand van Jacó is niet het allermooiste van Costa Rica: het zand is donker en ligt vol kiezels.  Maar het is één van de weinige waar je redelijk veilig kunt zwemmen, vandaar de populariteit.

Gelukkig werd het strand snel en deskundig aangepast aan de wensen van de moderne bezoeker:


Het stadje zelf is een mengeling van souvenirwinkeltjes, fruitstalletjes, pubs, fastfoodtenten, hostels voor backpackers, surfwinkels, discotheken en verhuurders van motorfietsen en quads en straalt een vrolijke vakantiesfeer uit.  Iedereen wandelt of fietst er, de een al wat rechter dan de ander.

Overdag loopt het strand vol met familietjes.  Allemaal in een soort Blankenberge-chicque van dikke blote mannenbuiken en bermuda's en gouden halskettingen.  En werkelijk iedereen met een blikje bier in de hand.  Strand en bier horen hier bij elkaar.

Als de avond valt verdwijnen de familietjes naar de pizzarestaurants en wordt hun plaats ingenomen door het dansvolk.  Bier wordt verruild voor vodka en Monster en de nauwelijks geklede lijven geven zich over aan de beats, die de hele nacht doorgaan.

En aan de drugs.  Alles is verkrijgbaar, goede kwaliteit en aan scherpe prijzen.
Ook aan prostitutie wordt flink gedaan, meestal door vrouwen wier drugsverbruik zo groot is dat zelfs de scherpste prijzen onbetaalbaar worden.  De eigenaar van het hotel waar we verbleven voert een felle strijd tegen de prostitutie.  De  dames van lichte zeden zouden de goede naam van de stad bezoedelen en moeten opkrassen.  Van broodroof gesproken.  En alweer blijf de fatsoenlijke hoerenloper in de kou staan. En de kleine dealer. Waar zijn de vakbonden nu?

Terwijl de feestvierders 's ochtends hun roes uit liggen te slapen op het strand en de fregatvogels en de pelikanen op zoek gaan naar hun ontbijt, verschijnen de eerste surfers.

(voor Peter, de anderen doen maar alsof hier niets staat)

 Je ziet de surfplanken zonder surfers  de lucht in schieten en af en toe moet er beach boy proestend door zijn maats uit de branding gered worden maar ze lijken zich reuze te amuseren.   Al surfen ze niet al te fanatiek: ze warmen zich opzichtig op op het strand en peddelen dan loom door de branding en gaan dan  vervolgens urenlang liggen dobberen en kletsen met elkaar.  En tegen de middag komen de bierbuiken er weer aan met hun kroost en begint het hele circus opnieuw.
Zo gaat het leven voorbij, daar in Jacó.



maandag 5 december 2011

San José, 4 december 2011

Morgen het heerlijk' avondje!  De Sint is hier al geweest, trouwens.  Gisteren kwam hij op de residentie van de Nederlandse ambassadeur.  Alle kindjes stonden hem vol verwachting op te wachten, met zelfgemaakte pietenmutsen op hun hoofdjes en tekeningen in hun handjes en met bonzende hartjes.
Hij viel een beetje tegen: hij kwam niet eens op een paard maar in een witte Kübelwagen.  Zijn haar was niet gekamd, zijn baard zat een beetje scheef , de weer zat in zijn tabberd en zijn staf was een bezemsteel met een bovenstuk van karton.  De linten aan zijn mijter zaten aan de voorkant, waardoor hij er eerder uitzag als rabbi Jacob dan als een bisschop.  De pieten hadden hun nekken niet geschminkt.  "Hulpsint", had het grut meteen door.  Maar ze vergaven het hem: Costa Rica is niet naast de deur en helemaal op je schimmel de oceaan oversteken is ook voor de goedheiligman een hele opgave.

Er volgde het traditioneel gezang en eten van banketstaaf, marsepein en pepernoten.  Sinterklaas sprak rad Nederlands, Engels, Spaans en Frans toen de kindertjes van het internationale gezelschap bij hem mochten komen voor een chocoladeletter. Ook Emma en Casper.  Hulpsint of niet: Emma was haar gebruikelijke verlegen zelf en ook Casper was onder de indruk. Toch zong Emma een liedje door de microfoon, wat wel heel dapper was.


's Avonds hadden we pakjesavond. Ik heb een dinosaurus gekregen, tot verbazing van de kinderen die niet wisten dat Sinterklaas ook aan volwassen speelgoed gaf.  Aan heel kinderachtige volwassenen, bedachten ze vervolgens, terwijl ik van mijn voetstuk tuimelde.

De kerstperiode is nu flink ingezet.  Overal staan nu kerststallen en -bomen en hangen er kerstballen ter grootte van basketballen.  We hebben al een kerstlunch gehad en het kerstfeest van de diploclub. Allemaal heel bizar.

Afgelopen week vierde Costa Rica de afschaffing van het leger in 1948.  De toenmalige president, Figueras, die liefhebbend door iedereen 'don Pepe' genoemd wordt, was aan de macht gekomen door een staatsgreep en een klein burgeroorlogje en was vastbesloten dat ze hém dat niet zouden flikken en schafte daarom het leger af.  Sindsdien geniet Costa Rica het image van het meest vredelievende land ter wereld.  In werkelijkheid worden de grenzen bewaakt door de Amerikanen, die in ruil hun special forces mogen opleiden in de dichte jungles van het land.  In de jaren '80 hadden de Contra's hun bases in Costa Rica, van waaruit ze vrolijk sandinisten gingen vermoorden in Nicaragua,  en de inval in Panama om drugsdictator Noriega te verdrijven (waarbij 5000 burgers omkwamen) werd van hieruit gelanceerd.  Maar dat vergeet men graag, liever heeft men het over Pura Vida en de vrede.  Ze zijn adembenemend sterk in propaganda, dat moet je toegeven.
Presidente Chinchilla had haar Panamese collega Martinelli uitgenodigd voor een feestje in het Nationaal Museum, het voormalige hoofdkwartier van het leger.  Ook Panama heeft geen leger meer, afgeschaft na de arrestatie van Noriega.  Dat schept dus een band.
Het binnenplein zat vol met scouts die uit volle borst "Viva Costa Rica" riepen; en "Viva Panamá" en "Viva la Paz".  Het werd vreemd toen ze "Viva gallo pinto" begonnen roepen, gallo pinto is een traditioneel gerecht, gemaakt van rijst en bonen en is de ziel van de Costa Ricanen.  "Leve friet met biefstuk", zoiets.
Er waren de traditionele toespraken en Chinchilla ondertekende de wet die van 1 december voortaan een feestdag maakt.  Er werden helden gedecoreerd en veteranen geëerd en vals 'Eleanor Rigby' gezongen en af en toe moest één van de presidenten of allebei tegelijkertijd naar voren komen om een handje te schudden, te zwaaien of iets te zeggen.  Chinchilla deed daarbij steeds de Bill Clinton: ze zwaaide en knipoogde  naar een willkeurig iemand in het publiek, alsof ze de beste vrienden waren; meestal tot grote verbazing van de begroete, die nooit had kunnen vermoeden dat de presidente op een dag met hem zou flirten.  Martinelli hield het bij een algemeen  handengewapper en een vaderlijke blik voor iedereen, waarbij hij zijn best moest doen om om en over zijn bodyguards heen te kijken: grote negers met donkere zonnebrillen en oortelefoontjes en pakken uit de Marinero waaronder hun Dirty Harry-pistolen duidelijk en dreigend zichtbaar waren.   Uiteindelijk werden beide staatshoofden erelid van de scouts gemaakt en kregen ze een scoutsdas om.  Ik betwijfel echter of ze elke dag wel een goede daad stellen. En hun scoutsgroet leek op het geklauw van een norse leeuw.

Aan mijn ene kant zat een Russische collega de hele plechtigheid lang luide scheten te laten. Hij verontschuldigde zich wel elke keer hoffelijk bij al zijn buren.  "Wodka Cubana ayer", fluisterde hij me toe, alsof dat alles verklaarde.  Dat heb je als je drank stookt van rotte bananenschillen, neem ik aan.
Aan mijn andere kant zat een Fransman die me de hele tijd enthousiast zat te vertellen over de boullabaise (met éxtra knoflook!)die hij de vorige avond in grote hoeveelheden had gegeten. Hij toerterde in mijn oren én in mijn neus.  Ik viel bijna flauw en wist niet aan welke kant ik moest ademen.  Gelukkig komt aan alles een eind en kon ik na een uur of twee kokhalzend  vertrekken. Helemaal murw.  Zo zijn de gevaren van dit land.


550 dagen crisis.  Eindelijk een nieuwe regering.  En wat zien ik: verdomme grotendeels dezelfde smoelen.  Waar hebben ze het die hele tijd over gehad, vraag ik u af?

maandag 28 november 2011

San José, 27 november 2011

Het is Thanksgiving geweest.  Emma en Casper hadden vakantie van hun Amerikaanse school en wij dus op uitstap.  Naar de Arenal, een nog actieve vulkaan met een bijna perfecte kegelvorm waaruit nog geregeld lava stroomt.


In Costa Rica zijn er zo'n 110 vulkanen, waarvan 10 actief.  Tot 1968 wist men niet eens dat de Arenal een vulkaan was.  Men noemde hem gewoonweg La Montaña en op zijn flanken waren koffie- en bananenplantages.  Tot hij, na 500 jaar rust, uitbarstte.  Bijna honderd doden, een hele stad verwoest, plantages vernietigd.  De bewoners trokken weg en sindsdien is er weer ruimte voor het regenwoud.  Dat regen mag je gerust letterlijk nemen: we hebben 4 dagen in de stromende regen gezeten.  In plaats van de perfecte kegel zagen wij vanop de Puenta Vista Arenal, een bekend uitzichtspunt:

Ongelooflijk hoe zo'n berg kan verdwijnen.  Je brengt de hele dag door aan zijn voet en je ziet hem niet.  Echt waar: we begonnen eraan te twijfelen of hij echt wel bestond tot het plots leek alsof er een gordijn werd opengetrokken en hij opdoemde uit de nevel die boven het oerwoud hing:

We vielen op onze knieën en geloofden.

De eerste nachten brachten we door in een hotel dat, naar eigen zeggen, behoort tot de 50 beste ter wereld.  Met uitzicht op de groene kant van de Arenal (de kant waar geen lava stroomt en vanalles groeit).  Het beschikt over een soort tropisch zwemparadijs met riviertjes en watervallen en vijvertjes die allemaal gevoed werden met water uit een bron die verwarmd wordt door de vulkaan.  Center Parks in open lucht en op vulkaanwarmte.

Plezierig, hoor.  Er waren groepen oude Chinezen, voor wie men her en der tussen de planten Boeddabeeldjes had gezet en oriëntaalse wijsheden in stenen had gekerfd ('Zoals Confucius zei: "keert u met de rug naar de stormwind als ge de roep van de natuur beantwoordt" ').  Ook de complete Buena Vista Social Club was aanwezig, met witte petjes en schuifelpasjes. En Joey Ramone, met een grote sombrero op zijn krullenbol.
In één van de zwembaden was er een bar.  Toen ik echter merkte dat de tooghangers, die tot aan hun middel op barkrukken in het water zaten, wel constant literglazen bier achteroversloegen maar nooit eens opstonden om te gaan plassen, heb ik dat zwembad verder maar vermeden.

In het oerwoud kun je wandelingen maken over hangbruggen, zodat je het gevoel hebt alsof je tussen de boomtoppen loopt.  Wel een beetje eng: op 60 meter boven de grond op een wiebelende hangbrug die door Costa Ricanen is gemaakt van wie je weet dat ze het niet zo nauw nemen met de kwaliteit van hun werk.  Maar mijn wantrouwen was ongegrond.


's Avonds dronken Carola en ik champagne op ons terras aan de rand van het oerwoud, terwijl de vleermuizen boven onze hoofden scheerden en we de schimmen van de ocelotten tussen de bomen door zagen sluipen.  Lawaaierig, hoor, dat regenwoud: een onafgebroken gekrijs, gesnuif, gefluit, gekraak, gestamp. En daarbij het druppelen van de regen en het gedonder van bergriviertjes.  Ik dacht dat de Afrikaanse savanne 's nacht luidruchtig was  maar dit is toch wel andere koek: alsof je pal naast een drukke spoorweg zit.

Vervolgens verkasten we naar een soort berghut-jeugdherberg aan de kale  kant van de Arenal.  Met een prachtig uitzicht over de vulkaan; alleen jammer dat het niet lang duurde vooraleer de mist alles weer bedekte.

Een heel ander publiek, hier: niet meer de gepensioneerden of de groepsreizigers maar de in schutkleuren gehulde vogelkijkers en wandelaars.  Heel eenvoudige accomodatie maar midden in een prachtige tuin (het was oorspronkelijk het onderkomen van een groep vulcanologen van het Smithsonian).
We hebben ook gewandeld, in de regen.  En een weer foto toegevoegd aan onze verzameling 'met z'n vieren verzopen bij een waterval'.


Ik heb in mijn leven toch al de nodige regen meegemaakt (de herfst in Schotland, het regenseizoen in Afrika,  de moesson in Japan, de zomer in Ierland ) maar dit slaat werkelijk alles: het blijft maar regenen.  Voor wie wil weten hoe dat aanvoelt maar hiervoor niet helemaal naar Costa Rica wil komen: ga vier maanden lang onder de douche staan, op de hoogste stand.  En zet een paar potplanten in de badkamer, de kans is groot dat dat planten zijn die hier in het wild groeien (het is alsof je hier onafgebroken in een bloemenserre rondloopt).  Zo'n gevoel.

En de knoeiers zouden binnenkort dan toch een regering in elkaar prutsen.  Waarom word ik daar niet dolblij van?

zondag 20 november 2011

San José, 20 november 2011

Een week vol feestelijkheden.  Vorige zaterdag hadden we onze huiswarming.  Eindelijk.  We hadden hem uitgesteld tot dan omdat het regenseizoen dan voorbij is en we gezellig konden barbecuen, zoals iedereen ons had verzekerd.  Gelukkig hadden we een grote  tent voorzien: het regende onophoudelijk.  Maar het was wel tof: ons hele huis vol mensen, cadeautjes, lekker eten (en op aandringen van een aanwezige en reeds licht aangeschoten  ambassadeur Metallica door de luisprekers, wat even voor een dipje zorgde).  En opeens stond iedereen op en vertrok: in minder dan 5 minuten was ons huis leeg.  Behalve die ene dronken Canadees die in het zwembad gesukkeld was toen hij een sigaretje ging roken achter in de tuin. Pas een halfuur later werd hij gevonden en snuivend en hoestend op het droge getrokken. Gelukkig zijn de Canadezen een sterk volkje en paar grote glazen rum later kon hij op eigen benen naar huis wankelen.

Op straat waren de parkeerwachters opgedoken toen onze gasten afscheid namen. Dat is een raar fenomeen, die parkeerwachters.  Als je geen zin hebt om te werken schaf je jezelf een fluorescerend  hesje aan, een knuppel en een boekje met lege parkeerbonnetjes (te koop in elke kantoorboekhandel) en als je het heel professioneel wilt aanpakken zorg je ook voor een pet.  Vervolgens kies je een stuk straat uit en ga je parkeerplaatsen toewijzen.  De concurrentie jaag je weg met je knuppel.  Elke keer als iemand in jouw stukje parkeert geef je een bonnetje en vraag je geld.  In ruil hou je het verkeer tegen als je klant wil wegrijden.  Dat is handig in de hele drukke straten, Costa Ricaanse chauffeurs zijn immers niet de meest hoffelijke.  Bij ons waren ze dus ook opeens.  Ik had ze daar nog nooit gezien want wij wonen in een woonstraat waar nu niet meteen veel auto's komen parkeren.  Maar nu waren ze er, druk niet-bestaand verkeer tegenhoudend, met hun armend zwaaiend en hard op hun fluitjes blazend.  Geen idee waar ze vandaan kwamen, van bij de kerk om de hoek, neem ik aan, waar veel cafés zijn.  De concurrerende mannetjes zorgden ervoor dat onze gasten het wegrijden niet gemakkelijk gemaakt werd: ze hielden elkaars klanten tegen en hun gemolenwiek zorgde voor een hele hoop chaos en lawaai.  Zo eindigde alles toch nog typisch tico.
Costa Ricanen houden trouwens van verkeersagentje spelen.  Bij de school van de kinderen staat ook altijd een heel stel bewakers het verkeer te regelen.  Zo illegaal als wat maar het is wel nodig: 's morgens en 's avonds is het er een wirwar van dikke bakken van Victoria Beckhams die hun jongen komen afzetten en afhalen en die vinden dat ze het recht hebben om iedereen van de weg te rijden (vooral voetgangers worden graag en meedogenloos de berm in geduwd), daartussen rijden dan ook nog bussen, taxi's en de occasionele verdwaalde vrachtauto en proberen mensen met hun kinderen aan de hand de school te bereiken.  Zonder het geregel van die bewakers vielen er dagelijks doden of - erger nog - maakte men krassen op onze auto. Als we Casper tijdens de middag gaan halen is er geen verkeer (de meeste kinderen blijven de hele dag op school zodat hun moeders hun zonnebanksessie niet moeten onderbreken of elegant kunnen gaan lunchen) maar toch moeten we wachten tot zo'n bewaker uit zijn hokje  is gekomen, met veel ceremonieel midden op de rijweg is gaan staan, zijn stopbord heeft geheven,  goed om zich heen heeft gekeken en ons dan met een luid Pase! en een zwaai van zijn arm de toestemming heeft gegeven om over te steken op het zebrapad.  Dat doen ze overigens alleen als er kinderen bij zijn, als je alleen bent mag je wat hen betreft overreden worden.
Ook in de stad staan overal  verkeersagenten druk te doen.  Op de grote rotondes van de ringweg staan te driftig met hun armen grote cirkels te draaien, alsof de files sneller oplossen als zij maar hard genoeg  wapperen. Zij zien er ook op toe dat wie de stad niet in mag er ook niet in komt.  Dat zit zo: elke auto mag 1 werkdag per week niet in de stad; welke dag dat is hangt af van het laatste cijfer van je nummerbord.  Waag je het toch te rijden op je dag van restricción is de kans heel groot dat de politie - die op alle invalswegen staat - je tegenhoudt, je auto laat wegtakelen en je een flinke boete geeft.  De boetes hier zijn trouwens niet mals: 10 km/h te hard komt je op 500 USD te staan, plus 30% voor de wezen.  Dat is dus een maandloon.
Hardrijden is echt wel een probleem.  Om daar wat aan te doen werden overal in de stad camera's geïnstalleerd en werden er astronomische boetes ingevoerd.  Met succes: het aantal verkeersdoden daalde spectaculair en voor het eerst sinds lang kwamen er weer minder mensen om in ongelukken dan dat er vermoord werden.  Maar het mocht niet blijven duren: ook in Costa Rica zijn er rechters die vinden dat veilig verkeer minder belangrijk is dan het recht om hard te mogen sjeezen en het gebruik van de camera's moest dus geschorst worden.  De regering broedt nu op nieuwe wetten waardoor ze de camera's toch kunnen gebruiken; dat is des te dringender omdat 15% van haar begroting voor 2012 uit boetes moet komen.

Naast de parkeerwachters en allerhande verkeersagenten, heb je ook overal straatventers.  Die verkopen 's ochtends kranten en later halen ze hun groenten en fruit en bloemen boven.  Maar er zijn er ook andere spullen verkopen en hun aanbod is afhankelijk van wat er dagelijks van de vrachtauto's valt.  Soms staan ze op elk kruispunt laders voor mobiele telefoons te verkopen, of ruitenwissers, of keeperhandschoenen, of petroleumlampen, of kussens, of vogelkooien, of kandelaars, of schroevendraaiers, of kauwgum.  Allemaal verkopen ze hetzelfde.  En de vrouwen die bij valavond opduiken en eruit zien als schoolmeisjes met witte sokjes en geruite rokjes en staartjes in hun haar staan níet op de bus te wachten, dat zijn liftsters die wachten tot een vriendelijke automobilist hen wil  meenemen.

Dinsdag was er het Koningsfeest, bij de Belgische paters of de berg.  Een uitgebreid buffet met Belgische bieren en puntzakken friet en ongetwijfeld ontroerende maar door het slechte geluidssysteem jammer genoeg onverstaanbare toespraken door onze ambassadeur, de minister van Buitenlandse Zaken en door iemand van wie niemand eigenlijk wist wie hij was.  Onze Canadese zwemmer was er ook maar ik kon niet goed begrijpen wat hij allemaal probeerde te zeggen door de vlokken Duvelschuim in zijn baard; ik hoop maar dat hij niet de berg is afgedonderd.  Alle Tico's zongen weer luid de Bandera mee, de Belgen zwegen zoals gewoonlijk uit volle borst tijdens de Brabançonne.

's Middags speelde Costa Rica voetbal tegen Spanje.  Tienduizenden hebben zich diep  in de schulden gestoken om mee te mogen maken hoe het Spaanse D-team zo vriendelijk was een gelijkspel toe te staan.  De kranten gingen echt serieus in op de wedstrijd, met voor- en nabeschouwingen en analyses.  De journalisten hier zijn al net zo dwaas als de Europese.

Donderdag mochten we koffie gaan drinken met de Nederlandse gemeenschap.  Hartstikke gezellig. In een dorpje net buiten San José.  Heel opvallend hoe de sfeer daar verandert: meteen heb je het gevoel in een andere wereld te zijn, waar de tijd trager verloopt, waar de mensen kuieren, waar je nog ruiters ziet, waar de koeien en geiten over straat wandelen.  50 jaar geleden.  Limburgs, bijna.  En dat op 10 kilometer hemelsbreed van het centrum van de stad.  San José is echt een wereld op zich.

Vanmorgen was de Sint geweest.  Verbazend hoe die oude baas erin slaagt om hier AH-pepernoten in de schoentjes te komen stoppen terwijl hij toch ook in Europa druk bezig is.  En hij is nog heel kwiek: hij klimt zomaar over het prikkeldraad en slaagt erin onze poort te openen en netjes weer te sluiten als hij weggaat.  Je ziet echt hoe religies ontstaan, op deze manier.  Mensen zijn bereid om alle ongeloofwaardigheden te slikken als ze maar beloond worden; of het nu met pepernoten is of met het eeuwige leven.

Wie ook heel kwiek is, is de inbreker die vorige week écht over ons hek klom en een beveiligingscamera heeft gestolen.  Een andere had hij afgedekt met een plastic zak.  Een grap of iemand die probeerde in te breken?  We weten het niet maar in ieder geval waren we danig geschrokken en dezelfde dag nog hebben we een nieuw alarmsysteem besteld; dat nog altijd niet geïnstalleerd is want men werkt hier niet zo snel.
2 dagen later hing er een damesslipje aan ons hek.  Relatiegeschenk van een lingeriemerk of van een nachtclub?  Grote goesting onderweg van de kroeg naar huis?  Een windvlaag?  Vreemd.

Straks gaan we weer naar het Museo de los Niños, in de oude gevangenis van San José, een soort Moors paleis.  Een museum over waarlijk alles: er staan modellen van het zonnestelsel, een volledig koloniaal huis, een helikopter, opgezette dieren, menselijke skeletten,  een radiostudio, een terrarium, magneten en spiegels, een kinderboerderij, potten en pannen en aardewerk.  Je kunt er filmpjes bekijken over hoe je je tanden moet poetsen, archeologische objecten opgraven, doktertje spelen, koffiebonen plukken, proefjes doen, zeepbellen blazen.  Allemaal uiterst interessant.  En beetje ouderwets en krottig maar heel leuk.



Wouter Van Bellingen heeft mij uitgenodigd om lid te worden van de een of andere groep op FB.  Ik kan het verzoek aanvaarden of négeren.  Waar blijft hij ze halen?  Mijn broek zakt ervan af.

Tenslotte, om mijn neef Peter die klaagde dat ik niet genoeg over vogels schrijf, een plezier te doen:

maandag 7 november 2011

San José, 6 november 2011

We hebben vandaag een vulkaan beklommen.  Het was de tweede poging om naar Poás te gaan maar de vorige keer, 3 weken geleden, moesten we halverwege terugkomen omdat de weg verzakt was door de regen.
Deze keer hadden we meer geluk: schitterend weer.  Het eerste wat opvalt is de frisse berglucht: knisperend koel.  Een verademing na San José, dat in een vallei ligt waar de luchtvervuiling blijft hangen. Ons dorp ligt tegen een bergwand en de lucht is er minder smerig dan in de stad maar fris is toch wat anders.
Costa Rica is, ondanks zijn groene imago, een erg vervuild land.  De nationale parken (gelukkig meer dan 30% van het totale grondgebied) worden goed beschermd, ze brengen immers veel geld op door het toerisme.  Maar eigenlijk kan het milieu de gemiddelde Costa Ricaan geen fluit schelen (wat dat betreft lijken ze best veel op Belgen).  Bussen en vrachtauto's braken constant puur roet uit, overal ligt afval, in winkels moet je de inpakkers van je afmeppen of je gaat met kilo's wegwerptasjes naar huis, afvalwater wordt nergens gezuiverd, uitstootnormen voor de industrie zijn er niet, het hele land is vergeven van het landbouwgif.  90% van de elektriciteit wordt duurzaam gewonnen (vooral uit waterkracht), dat is ook al iets.  En het is hier nooit koud dus de mensen hebben geen verwarming, daar kunnen ze dus ook al niet te veel verspillen. Maar voor de rest is het milieubeleid maar een flauw beestje. De met veel bombarie aangekondigde ambitie om de eerste CO-neutrale economie ter wereld te worden, heeft de regering stilletjes laten varen: er is geen geld voor.  De plannen zouden een investering van 400 miljoen USD per jaar vereisen (een peulenschil), in werkelijkheid was CO-neutraliteit het land niet meer dan 2 miljoen USD per jaar waard.  De regering haalt nauwelijks belastingen op en het buitenland geeft geen ontwikkelingsgeld: Costa Rica is niet arm genoeg, niet corrupt en dictatoriaal genoeg om geholpen te worden.  Dat frustreert de Costa Ricanen: ze vinden dat ze gestraft worden voor het feit dat ze al jarenlang behoorlijk bestuurd worden; je kunt maar beter een failed state zijn zoals Honduras, waar jaarlijks miljarden aan ontwikkelingshulp meteen doorgestort worden naar de Kaaimaneilanden en de Bahama's, dan de enige stabiele democratie van de regio.
Maar ze kunnen zichzelf wel goed verkopen als het Zwitserland van Centraal-Amerika (waarbij mijn collega zich afvraagt waarom de Zwitsers hen geen rechtszaak lappen wegens misbruik van hun goede naam).

Maar wij dus naar Poás.  Onderweg zongen we vrolijk mee met sinterklaasliedjes, een beetje surrealistisch bij 25°.  Op weg naar de top kwamen we veel wielertoeristen tegen; Costa Ricanen zijn duidelijk geen geboren fietsers: zwalpend over de weg, de tong bijna tussen de ketting, zwoegend en hijgend.  Ik verwachte om elke bocht een aan een hartaanval bezweken wieleramateur aan te treffen maar de gieren waren me steeds te snel af.

De grote, met water gevulde krater is spectaculair: je ziet hoe de wolken gevormd worden door de aardwarmte, in een mum van tijd is de hele top gehuld in de mist.  Een mist die naar zwavel riekt.  Je mag niet te dicht bij de krater komen, de dampen zijn uiterst giftig.

Even verderop - na een fikse wandeling door het  oerwoud -ligt een tweede krater, waarvan het water zo zuur is dat er nauwelijks leven mogelijk is. En als er wél leven was, was het zeker weggejaagd door Caspers onophoudelijke gesnater.
Daarna gingen we naar de watervallen van La Paz, waar ik meteen ruzie kreeg met een brutale toekan die mijn horloge wilde stelen.
En waar de kindjes Ben Hur speelden.

De 4 watervallen waren heel mooi, de nevel zorgde voor een mysterieuze sfeer, het leek alsof het water uit de wolken naar beneden kwam donderen.  Echt regenwoud.

En nu weer thuis, genietend van de zondagavond.
Het ga u goed.

dinsdag 1 november 2011

San José, 1 november 2011

Al drie maanden in Costa Rica, nu.  Een beetje ongelooflijk: het lijkt alsof we hier al  jaren zijn.
Ik ben lekker vrij vandaag, met dank aan de overledenen onder ons.

Vrijdag was het Halloween op de school van de kinderen.  Wij hadden ons opgedirkt, natuurlijk.



Escazú, waar wij wonen, is het dorp van de heksen.  Er zouden er nu nog steeds 15 wonen en je doet maar beter vriendelijk tegen ze of ze betoveren je.  Niemand weet wie de toverkollen precies zijn, dus doe ik voor de zekerheid maar aardig tegen iedereen, je weet maar nooit.  Vandaar dus het heksenthema in de costuums van Emma en Carola.  Niet in dat van Casper, die was een gemene ridder met een spokenkop. En ik Tita Tovenaar.
Het Halloweenfeest op school bleek eigenlijk een soort verzamelrace voor snoepjes te zijn: overal zaten mensen met lekkers en als de kinderen even dag gingen zeggen, kregen ze een handvol snoepjes. De hele school hing vol met doodskoppen en spinnenwebben en dode  ratten  en pompoenen en overal liepen spoken rond, allemaal heel griezelig.
De directeur was een heel overtuigende Jack Sparrow.  De meest moeders waren verkleed als snol, de meeste vaders als André Hazes met schreeuwerige hemden en uitpuilend borsthaar.  Volgens Carola waren de ouders niet eens verkleed.

Op de terugweg werden we in het parkje voor de kerk achtervolgd door twee louche types.  Schreeuwend en zwaaiend liepen ze achter ons aan.  We grepen de kinderen vast om ze zo snel mogelijk naar het licht van de straatlantaarns te duwen, waar veel mensen wandelden en een politieauto geparkeerd stond.  Je hoort hier zoveel misdaadverhalen dat je geen risico wil nemen.  De kilo's snoep vertraagden ons: ze haalden ons in, nog steeds roepend.
Ze hadden een ballon die Emma onderweg had verloren opgeraapt en brachten die achter ons aan.  Ik voelde mij wel een beetje idioot.

De winkels staan hier al vol met kerstspullen.  Hoe meer glitter en hoe opvallender, hoe liever. Metershoge gouden kerstbomen, manshoge herders voor stelletjes ter grootte van een flink tuinhuis, notenkrakers voor kokosnoten, snoeren met 500 lampjes, pieken die je nauwelijks kunt tillen, balen nepsneeuw, knipperende kerststerren.  En de meest verschrikkelijke kerstmuziek: lokale versies van internationale stinkers, compleet met kinderkoren, kerstklokjes, hoefgetrappel van rendieren, heilig gekir.
Tico's steken zich diep in de schulden tijdens de kerstdagen: er moeten stapels cadeau's gekocht worden, huizen moeten versierd, de tafels moeten doorbuigen onder het eten.  Ze kopen alles op krediet (aan een interestvoet van 65%!!!) en in januari zijn ze blut.  Pura vida!

Ons officieel adres is "het huis met de natuurstenen gevel, met de 2 grote planten voor de bruine garagepoort".  Bij de telefoonmaatschappij klinkt dat echter: "het huis tegenover de plaats waar iedereen zijn afval komt storten"; dat vind ik eerlijk gezegd toch iets minder.

En nu ga ik verder luisteren naar de R.I.P. 50; leve internetradio.  Er zijn er toch veel gestikt in hun eigen kots, als je dat zo hoort.  Des duivels, al die rockmuziek.

dinsdag 25 oktober 2011

San José, 25 oktober 2011.

Het lijkt droger te worden.  Het heeft gisteren tenminste de hele dag niet geregend.  Aan de kust wordt de schade duidelijk: het zal nog weken duren vooraleer de rivieren zich weer binnen hun oevers terugtrekken en er begonnen kan worden aan de schoonmaak en het herstellen van alle wegen en gebouwen en leidingen die vernield zijn.  Langzamerhand gaan de scholen weer open.  En worden de doden begraven.  Wie hier de klimaatsverandering nog durft te ontkennen wordt ter plaatse verzopen.  Het is altijd hetzelfde: de landen die er het minst verantwoordelijk voor zijn dragen de gevolgen van de opwarming van de atmosfeer, de grote vervuilers zitten veilig achter hun opgehoogde dijken en jagen de arme sloebers terug naar hun woestijnen of moerassen.  Gelukkig is er binnenkort weer de klimaatsconferentie van Durban, daar kunnen we weer met z'n allen gaan zeggen dat onze industrie belangrijker is dan de toekomst van de aarde.  Als de banken maar gered worden en B-H-V gesplitst, dan is er voor de rest niets aan de hand.

Vorige week was het weer feest op de school van de kinderen.  United Nations Day.  Met een vlaggenparade.  De Costa Ricanen en de andere Latijns-Amerikanen vormden de grootste groepen, samen met de Noord-Amerikanen (hier noemen ze dat de Verenigdestaters). Uit de andere landen kwamen maar weinig kindjes: één Zweedje, één Duitsertje, twee Britjes, één Italiaantje, een Taiwaneesje dat eerst aangekondigd werd als Chinees en ook Casper die zwaaiend de Belgische vlag droeg.
Later, toen alle kinderen op het podium stonden om een dansje te doen en een liedje te zingen mocht hij zelfs het publiek verwelkomen  door de microfoon.  Hij had daar van tevoren niets over gezegd, we waren dus stomverbaasd over het lef waarmee hij dat deed.

De volgende dag was het de beurt aan de lagere school om te paraderen.  Emma mocht de Nederlandse vlag dragen.  Zij deed dat heel trots en veel zelfverzekerder dan wij voor mogelijk hadden gehouden.

Een jongetje die gekleed was in wat op het eerste gezicht een platgetrapte hondendrol leek, droeg de Belgische vlag.  Zijn kostuum symboliseerde de staat van de trottoirs in Brussel, nam ik aan.  Ik vergiste me: hij moest een stuk chocola uitbeelden. Het zal nog een tijdje duren voor ik weer met smaak Belgische chocolade eet.

Na de vlaggenparade deden alle kinderen een dansje.  Per leerjaar was er een bepaald werelddeel gekozen waaruit een dans gedaan zou worden.  Het tweede leerjaar kreeg Europa en Emma's juf had aan ons gevraagd of we de kinderen een Europese dans konden aanleren.  Bal in de straat!  Ik was de danspasje al aan het herhalen en een hele choreografie aan het ontwerpen toen bleek dat ze liever een flamenco dansten.  Jammer voor hen want niets zo plezierig als een opzwepend Bal in de straat! Emma vond de hele flamenco maar stom, vooral omdat het er aanvankelijk naar uitzag dat ze niet met haar vriendje Carlos zou mogen dansen. 
De andere leerjaren hadden allerlei variaties op de traditionele Costa Ricaanse zakdoekendans: nu eens in Boliviaans versie, dan weer op z'n Koreaans en  op z'n Arabisch. Vendelzwaaien is opwindender.

Vrijdag is het halloweenfuif op school.  We moeten verkleed komen.  Onze heksenhoeden liggen al klaar!

In deze tijden van monetaire en bankencrisis is het goed dat er nog een waardevast betaalmiddel bestaat: de kokosnoot!  Ik geef les in de plaatselijke kendoclub (de enige van het land, trouwens) en wordt daarvoor betaald in kokosnoten: 3 per les. En de afgelopen weken 4 want er was door de regen zo weinig aftrek voor agua de pipa dat er gerust eentje meer afkon.
De dojo is gevestigd in de garage van het huis van de eigenaar van de sportclub, die tevens stichter-voorzitter van de Costa Ricaanse kendofederatie en bondscoach en clubtrainer is.  Een paar jaar geleden was hij het zat om voor een baas te werken en samen met zijn vrouw begon hij zijn eigen sportclub. Hij geeft daar ook karate en iaido, zij geeft pianolessen en ballet.  Ze kunnen daar prima van leven.
Het zaaltje waarin we trainen is petieterig: als je met je kendostok zwaait loop je steeds het risico een lamp van het plafond te zwiepen en als je niet op tijd stopt met rennen vlieg je door de schuifdeuren de tuin in (en sta je met blote voeten in de uitwerpselen van de verdwaalde katten die ze daar opvangen).  En de uitrusting van de leden hangt met touwtjes en plakband aan elkaar en hun jasjes en hakama's zijn te kort maar dat deert niet: we hebben veel plezier. En ze moeten hard lachen om mijn kinderspaans.


Volgende maand gaat het nationaal team naar Mexico  voor de Centraal-Amerikaanse kampioenschappen.  Daar moeten die brave Tico's, die het liefst van al conflicten vermijden en met iedereen vriendjes willen zijn, het opnemen tegen rabauwen uit Mexico en pistolero's uit Honduras (het gevaarlijkste land ter wereld, er worden verhoudingsgewijs meer mensen vermoord dan in Afghanistan of Soedan).  Ik houd mijn hart al vast.  Maar ze hebben er zin in, vooral dan in het fiesta na de competitie. En in de Mexicaanse kokosnoten.

Houd u kloek!

zaterdag 15 oktober 2011

San José, 15 oktober 2011

Het is noodweer in Centraal-Amerika.  Stormen vanop de Stille Oceaan zorgen voor overstromingen en aardverschuivingen.  In Guatemale en El salvador zijn al tientallen doden gevallen.  In Costa Rica valt het gelukkig mee: er zijn elektriciteitsleidingen geknapt en stukken weg weggespoeld maar meer niet.  Morgen zou het afgelopen zijn en trekt de storm naar Mexico.  De sombrero's zullen vliegen!

Emma heeft het nog steeds moeilijk op school.  Sommige dagen komt ze heel enthousiast naar huis maar nog heel vaak vindt ze er niets aan.  Ze lijkt ook helemaal geen zin te hebben in contact met de andere kinderen; ze is heel afwijzend.  Als mensen haar aanspreken wendt ze zich schuw van hen af, zegt ze niets terug.  Alleen in kleine groepjes (haar speciale lessen Engels en Spaans) voelt ze zich veilig.
Mensen met ervaring zeggen ons dat dat normaal gedrag is, dat kinderen enkele maanden nodig hebben om de taal te leren, om uit hun isolement te breken, dat we wel zullen merken dat het gauw beter gaat, dat ze nu alles in zich opneemt en dat ze binnenkort genoeg geabsorbeerd heeft en zich open zal stellen voor de buitenwereld.  Het zal mij eerlijk gezegd benieuwen.  In ieder geval: als het tegen kerstmis niet merkelijk beter gaat zullen we echt iets aan de situatie moeten gaan veranderen. Het wordt nu ook tijd dat ze écht iets gaat leren op school, in plaats van er zo'n beetje bij te zitten.
Ze mist België ook en ons huis en haar schooltje en haar vriendjes.  Maar ze is nog net zo dapper als in het begin.
Misschien was het niet zo'n goed idee om met onze kinderen hier naartoe te komen.
Casper is veel laconieker: hij babbelt terug als iemand iets tegen hem zegt, al is het vaak duidelijk dat hij geen idee heeft waar het over gaat.  Maar dat lijkt hem niet te deren. Hij is de hele dag bezig met het kopiëren van de andere kinderen en zo fietst hij de dag door.
We merken echter wel dat ze allebei toch al Engels geleerd hebben.  Ze gebruiken steeds vaker Engelse woorden in hun Nederlands: "do you want to speel with me?".  "That is my boekentas".  En toen we gisteren in een restaurantje zaten spraken ze zowaar een mondje Spaans.

Het is ook ook vaak gewoon heel leuk, hoor:


Vorige week was er het wereldkampioenschap rafting.  Omdat er ook 2 Belgische teams deelnamen, was ik uitgenodigd voor de officiële opening.  Ik dus naar Turialba, een dikke 2 uur rijden om de 70 kilomter vanuit San José af te leggen.  De opening vond plaats in een grote bloedhete en lawaaierige sporthal, waar het organisatiecomité achter een grote tafel op een podium zat te wachten tot iedereen stil was zodat de toespraken konden beginnen.  Eén voor één stonden de minister van toerisme, de burgemeester, het plaatselijke parlementslid, de directeur van de stedelijke toeristische dienst, de directeur van de provinciale toeristische dienst, de voorzitter van de wereldraftingbond, de voorzitter van de Costa Ricaanse raftingbond, de voorzitter van het organisatiecomité, de directeur van het zwembad van Turialba en de baas van de sluizen op de rivier naar voren om, in een regen van speekseldruppels, in de microfoon te blaffen.  Ik moest me na elke toespraak inhouden om niet luidkeels !Ariba España! te roepen.  Na elke toespraak moest er ook lang geapplaudiseerd worden.  En ook kwam er na elke spreker iemand het podium op geklauterd om het zopas geschreeuwde te vertalen in het Engels; waarna er weer geapplaudiseerd moest worden.  En roen kwam de vrouw van de organisator om te zeggen dat hij die dag jarig was en moest er dus gezongen worden van cumpleaños feliz en ook van happy birthday.  Dan kwam de plaatselijke Eddy Wally de speciaal voor de gelegenheid gecomponeerde hymne kwelen (een doorslag van 'Nikita', compleet met synthesisersolo, maar dan over bootjes) en dat werd dan nog eens over gedaan door een bewonderaar van Barry Manilow, mét blonde pruik.  Toen kwamen de schoolkinderen een lokale versie van de vogeltjesdans doen: de meisjes met wuivende kleurrijke rokken en de fanatieke blik van kleine flamencodanseresjes, de jongens in cowboypakjes met de gêne die past bij jongens die weten dat ze de komende 10 minuten hun zakdoek een beetje onnozel boven hun hoofd moeten staan zwaaien terwijl hun vrienden erop staan te kijken.  Toen was het afgelopen, verdwenen de deelnemers opgelucht naar het water en mochten de gasten gaan lunchen in de plaatselijke hotelschool.  Zoute rijst met bonen, onder de begeleiding van meer toespraken: de burgemeester, de organisator (om te bedanken voor de verjaardagswensen), de directeur van de hotelschool, de kok, de directeur van de scholengroep, de maître d'hôtel, een man zonder duidelijke functie, de Japanse ambassadeur, de sponsor.  Een hele dag naar geschreeuw geluisterd en geen raft gezien.
Ik heb toch even met de Belgen kunnen babbelen.  Toffe gasten maar terecht niet al te ambitieus.  Eén van hen kwam ik de dag na het  wereldkampioenschap alweer tegen op het werk: er was ingebroken in zijn auto en mijnheer was  zijn papieren kwijt.
Ook dat is Costa Rica!


zaterdag 1 oktober 2011

San José, 1 oktober 2011

We zijn dus verhuisd.  Afgelopen zaterdag.  De verhuizers waren psalmenzingende diepgelovigen maar de Here stond hen niet bij met het in elkaar zetten van onze meubels: zo goed als alles is verkeerd gedaan.  We zitten nu met een schoendoos vol scharnieren en schroeven en spijkers waarvan we geen idee hebben wat we ermee moeten doen.  En met een kleerkast waarvan de stang waaraan je je kleren ophangt 10 centimeter boven de grond zit en  een la bijna tegen het plafond plakt.  Emma's bed zit verkeerd in elkaar en haar nachtkastje mist een la.  Een glazen tafelblad is gebroken en onze eettafel geschramd. Maar voor de rest hebben we niets te klagen.

Zo goed als alles is nu uitgepakt en het wordt steeds meer óns huis. Er moeten nog gordijnen en kleden komen en we hebben nog allemaal andere spulletjes nodig maar dat zal allemaal wel lukken.  We hebben in België een aantal nieuwe meubelen gekocht en ze staan hier werkelijk heel mooi: het lichte eikenhout en de strakke vorm passen heel goed bij de natuursteen en het vele wit in huis.
 Aan de straatkant zie je alleen een siersmeedhek (dat niet zou misstaan in Versailles) en een soort Berlijnse muur.  Als je geluk hebt, kom je naar binnen door de gepantserde schuifdeur die de garage scheidt van de rest van huis, of door de vuistdikke hardhouten voordeur, zo groot als de toegangspoort tot een middeleeuwse burcht.  Inbrekers met stormrammen maken bij ons geen kans.  En binnen heb je dan nog een deur zo groot als de poorten van Nineveh, compleet met bronzen klopper.  Overal aan de voorkant zitten hekken en tralies en prikkeldraad met scheermesjes en sloten en camera's en in de voortuin liggen landmijnen.  Elke keer als je naar buiten gaat voelt als The great escape en je moet maar hopen dat je de juiste sleutels bij hebt en het wachtwoord kent of je komt nooit van je leven meer binnen.


Maar de binnenkant van het huis is veel vriendelijker.  Het is verdeeld in kleinere kamers die met elkaar in verbinding staan met gangetjes en trapjes en opstapjes en deuren.  Een beetje verwarrend, soms.  Ik voel me soms in Fawlty Towers.  Mijn huisgenoten duiken op de meest onverwachtse plaatsen op en af en toe verdwaalt er een kind maar dat wordt wel altijd teruggevonden.
We hebben 2 keukens, allebei volledig ingericht met fornuis en ovens en koelkasten met ijsblokjesmakers en microgolfovens en ingemaakte kasten; het lijkt wel 'Dallas'. We weten nog altijd niet waarom.  Daarnaast heeft het huis niet minder dan 7 toiletten, zoals de eigenaar ons trots liet weten.  Laat de voedselvergiftiging maar komen.  Ik heb ook al 5 douches geteld maar dat kunnen er best meer zijn, ik heb nog niet alle kamers  gevonden.  En ook een jacuzzi; als dat niet sjiek is. En een grote logeerkamer.

Bij het huis hoort ook een muchaca, om schoon te maken.  Al denk ik dat ze beter babbelt dan schoonmaakt.   Ze loopt de hele dag luid te tetteren en ze is ontzettend eigenwijs:  de eerst dag dat ze hier kwam, waren we de helft van onze spullen kwijt, ze had ze allemaal op andere plaatsen gelegd dan wij.  We hebben het meeste nu teruggevonden, hopen we.

Daarnaast is er ook een tuinman, die discreter is.  De tuin is prachtig, hij weet duidelijk wat hij doet. Er wonen ook twee aapjes:




De eigenaren hebben ook een heleboel boeken achtergelaten.  De meeste zijn bagger dus die heb ik meteen weggedaan maar er zitten er ook een paar heel merkwaardige bij.  Zoals een dik boek vol met schunnige Limericks (the "Paris edition"), waaruit ik ter illustratie de eerste eerste regels van één van de minst scabreuze citeer: "There once was a baker of Nottingham, who in making écalirs would put snot in 'em", etc.  Zo gaat dat niet minder dan 1739 limericks lang door.   En dat voor zulke ernstige mensen die voor de rest alleen boeken hebben over tuinieren, zen, management en succes (die ze niet zo goed gelezen hebben want ze zijn al hun geld kwijt) en homeopathie.  En romannetjes en kookboeken.  Je zou dat soort humoristische boeken eerder bij mijn zus verwachten.

Straks Duits feest in een dierenpark.  We gaan Bratwurst eten ter gelegenheid van de eenmaking.  En Duitse liedjes zingen.  En ik zal dat nog eens vragen, van die fiets: misschien staat hij hier wel ergens.
Tschüs,
Jürgen