woensdag 28 december 2011

San José, 28 december 2011.

We hebben hem gezien, met onze eigen ogen, op kerstdag dan nog: de quetzal.  De heilige vogel van de Maya's, de mooiste vogel van Centraal-Amerika, de engel van de bergen:

We hebben de kerstdagen doorgebracht in de bergen.  In een ecolodge aan het begin van een vallei met de mooie naam San Gerardo de Dota.  Prachtige huisjes met schitterend uitzicht over de bergen.

'Dantica' heet de lodge, het tapirtje.  Alleen al om de naam zou je erheen gaan.  En om het schattige logo.  De koudste streek van Costa Rica, bibberden ze in San José.  "Neem maar een dikke trui mee, het wordt daar overdag niet warmer dan 15°!".  Ze dachten echt dat we naar de Noordpool gingen.

In de buurt ligt de Cerro de la Muerta, de Berg van de Dood, de tweede hoogste berg van Costa Rica.  Hij domineert alle wegen van San José naar het zuiden.  Toen de Amerikanen in de jaren 1940 de Inter-American Highway aanlegden, die de VS verbindt met het Kanaal van Panama, volgenden ook zij de traditionele handelswegen  die langs de voet van de berg kronkelen, wat voor een waarlijk spectaculair stuk weg zorgde. De berg komt aan zijn sinistere naam doordat in het verleden geregeld handelaren doodvroren toen ze hem beklommen om hun waren naar de markten in de buurt te brengen.

Ook wij zijn naar boven gegaan, tot boven de wolken. Van op de top, op ruim 3500 meter hoogte, kun je bij helder weer de Caribische Zee en de Stille Oceaan zien en wel 5 vulkanen.  Er groeien dezelfde planten als in de Andes: een schrale, harde vegetatie die zich buigt naar de felle wind.





En zelfs terwijl hij een levensgevaarlijke bergflank beklimt waarbij hij handen en voeten en zijn volledige concentratie nodig heeft en elke hap zuurstof goed kan gebruiken, zwijgt Casper geen moment.  Over berg en dal klinkt zijn onophoudelijke gebabbel over Bakugans en dinosaurussen.
En anders probeert hij wel zijn nek te breken.


Toen we weer naar beneden kwamen, was de Interamericana afgesloten, de Vuelta Internacional a Costa Rica kwam immers voorbij.  Eerst een heleboel motorfietsen, zoveel dat we dachten dat het om een motorwedstrijd ging en vervolgens een bont allegaartje op zelfgemaakte fietsen, met volgauto's waarop de namen van sponsors en landen van herkomst met viltstift geschreven stonden en de fietsonderdelen met elastiekjes en touwtjes op waren vastgebonden . 

Op kop reden de Colombianen en de Peruvianen.  Daarna kwamen de andere Latijns-Amerikanen.  En tenslotte, meer dan een uur na de eersten, sukkelden Giel de Nijs en Joris de Boer de helling op.  In grote oranje letters hadden ze 'Team Amsterdam' op hun broek staan, en tulpen.  Mijn "Hup Holland" deed hen grijnzen  en schuimbekkend vloekten ze zichzelf naar boven, zich afvragend waarom ze in godsnaam niet een beetje beter hun best hadden gedaan op school en wat Philippe Gilbert heeft dat zij niét hebben.  Maar ze hebben het gehaald, ze hebben de Vuelta uitgereden.  Niemand in Nederland kent hen waarschijnlijk maar ze verdienen groot respect. Je moet het maar doen: onderbetaald in een niet eens veredeld amateurteam, nog verdwaasd van de jetlag en stijf van de nacht in economy, op geleende en veel te kleine fietsen, van de Europese winter naar de zomer in Centraal-Amerika, in hotels waar de bedwantsen en de kakerlakken je uit je slaap houden, levend op een dieet van rijst en bonen, je een week lang afbeulen in etappes die starten op zeeniveau en die eindigen hoog in de bergen,  terwijl je weet dat je niet de minste kans maakt om ook maar een degelijk klassement te rijden en dat geen enkel groot team van je bestaan afweet.
Toen de laatste etappe gisteren aankwam in San José werden ze aan de eindmeet door de Club Holandes opgewacht met Heineken, alsof ze nog niet genoeg geleden hadden.

Het dal van San Gerardo is lieflijk, met een riviertje tussen de eikenbomen waar de regenboogforellen in wemelen en waarvan het water zo zuiver is dat je het kunt drinken.

Het hele dal is beschermd.  Er staat een kerkje naast de rivier, en een schooltje.  En voor de rest een paar lodges en een restaurant met uitzicht.  Allemaal zo goed als verlaten. Toen we naar de watervallen wandelden aan het eind van het dal, dé trekpleister van de streek, waren we de enigen.   Tico's houden toch al niet van de bergen en zeker de kerstdagen brengen ze door aan zee en de gringo's  hebben geen geld meer.  Een paar Europeanen zagen we, meer niet.  Het gaat niet zo goed met het toerisme in dit land.

En nu zijn we dus terug in San José.  Het is echt rustig in de stad.  Veel winkels zijn gesloten, de straten liggen er verlaten bij.  Ontspannende laatste dagen van het jaar.  En elke avond vuurwerk, daar houden ze hier veel van.

Tenslotte, omdat het leven meer is dan alleen maar vakantie en leut, een foto van ons onophoudelijk gestachanovitsj op kantoor:
Spot de zot.

Hou het rustig op oudejaarsavond.

maandag 19 december 2011

San José, 18 december 2011.


We hebben een kersboom gekocht.  Geen echte, eerder een dikke tak van een cypres of zo die hier aan de kant van de weg verkocht wordt bij gebrek aan sparren.  We hebben hem versierd en in huis hebben we lichtjes opgehangen en een kerststal gezet; allemaal heel sfeervol.

Op school hebben de kinderen christmas charols gezongen en wij een traan weggepinkt bij zoveel belgerinkel en kindergezang.
(E rechts op achterste rij)


Overal ligt nepsneeuw en zie je foto's van mensen die in dikke truien en met gebreide mutsen op hun hoofd en warme sjaals om hun hals bij een groot haardvuur gezellig staan te doen terwijl ze hun handen warmen aan mokken hete chocolademelk.  In Zuid-Afrika droeg de kerstman een zwembroek maar hier gaan ze voor het volle ornaat: hartje winter in Noord-Amerika of Scandinavië. Op straat zie je nu kindjes lopen met wollen mutsen en wantjes, omdat het in december nu eenmaal koud hoort te zijn.  Dat die kindjes voor de rest t-shirtjes, korte broekjes en sandalen dragen maakt niets uit, als ze die mutsen en wanten maar dragen en toch een beetje lijken op gringo's in de winter.

Om toch te voelen wat winter eigenlijk is, hebben Casper en zijn klasgenootjes de dievriezer van een invoerder van etenswaren bezocht.  Voor het eerst zagen de Ticootjes sneeuw en ijs, waar ze al zo veel over gehoord hadden.  Zoals kindertjes in Europa een exotische plantentuin bezoeken, gaan ze hier dus op schoolreis naar een diepvriezer.  Zo is elk land anders.

Vorig weekend hebben we de Notenkraker gezien.   Die wordt hier elk jaar opgevoerd in het Teatro Nacionál, een piepkleine versie van de Bourlaschouwburg. Zo klein dat er niet eens een orkest in past.  Maar binnen één weelde  van rood fluweel en bladgoud en stoelen die gemaakt werden toen de benen van het publiek nog minder lang waren.  Heerlijk nostalgisch.
 De solodansers waren van het Ballet van New York en heel professioneel.  Het corps waren leden van de plaatselijke balletclub en samen met de plaatselijke technici zorgde dat voor een vrolijke janboel: de muziek begon te vroeg of te traag of bleef hangen, de verkeerde decorstukken werden naar beneden gelaten en haastig weer opgetakeld, figuranten trapten op de zoom van elkaars jurken of weigerden het podium te verlaten na hun scène of zwaaiden naar vrienden in de zaal, het gordijn floepte onverwachts dicht en het licht ging uit; kortom: we hebben ons uitstekend vermaakt.





En natuurlijk zaten ze ook deze keer in het publiek: de Kenners.  Nog voor de laatste maat van elke scène werd ingezet begonnen ze al te klappen, zodat iedereen goed merkte dat zij het ontwikkelde lieden zijn die hun klassiekers kennen. Ze jutten elkaar op en het eindigde ermee dat ze elk bij het einde een aparte  staande ovatie inzetten, terwijl de verbaasde dansers die nog aan rondhuppelen en -springen waren de muziek niet meer konden horen en de finale eindigde in chaos met iedereen die zo maar wat op zijn eigen ritme danste; dit alles tot ergernis van de Kenners en tot groot vermaak van alle anderen.


We zijn naar zee geweest!  Naar Jacó, het Marbella van de Pacific,  waar de hipste clubs zijn, waar het zwaarst geraved wordt, waar het schoonste volk komt pronken.  Maar dat wisten wij niet toen we vertrokken.   Wij wilden gewoon genieten van het strand.
Onderweg zagen we reusachtige krokodillen lekker liggen zonnen.  We stonden zelf op een bouwvallige brug met afbrokkelende borstwering, waar je mensen in groepjes zag samen staan, ieder klaar om een ander te grijpen en naar de krokodillen te gooien als het boeltje in elkaar zou zakken. Dat is niet gebeurd.


Het strand van Jacó is niet het allermooiste van Costa Rica: het zand is donker en ligt vol kiezels.  Maar het is één van de weinige waar je redelijk veilig kunt zwemmen, vandaar de populariteit.

Gelukkig werd het strand snel en deskundig aangepast aan de wensen van de moderne bezoeker:


Het stadje zelf is een mengeling van souvenirwinkeltjes, fruitstalletjes, pubs, fastfoodtenten, hostels voor backpackers, surfwinkels, discotheken en verhuurders van motorfietsen en quads en straalt een vrolijke vakantiesfeer uit.  Iedereen wandelt of fietst er, de een al wat rechter dan de ander.

Overdag loopt het strand vol met familietjes.  Allemaal in een soort Blankenberge-chicque van dikke blote mannenbuiken en bermuda's en gouden halskettingen.  En werkelijk iedereen met een blikje bier in de hand.  Strand en bier horen hier bij elkaar.

Als de avond valt verdwijnen de familietjes naar de pizzarestaurants en wordt hun plaats ingenomen door het dansvolk.  Bier wordt verruild voor vodka en Monster en de nauwelijks geklede lijven geven zich over aan de beats, die de hele nacht doorgaan.

En aan de drugs.  Alles is verkrijgbaar, goede kwaliteit en aan scherpe prijzen.
Ook aan prostitutie wordt flink gedaan, meestal door vrouwen wier drugsverbruik zo groot is dat zelfs de scherpste prijzen onbetaalbaar worden.  De eigenaar van het hotel waar we verbleven voert een felle strijd tegen de prostitutie.  De  dames van lichte zeden zouden de goede naam van de stad bezoedelen en moeten opkrassen.  Van broodroof gesproken.  En alweer blijf de fatsoenlijke hoerenloper in de kou staan. En de kleine dealer. Waar zijn de vakbonden nu?

Terwijl de feestvierders 's ochtends hun roes uit liggen te slapen op het strand en de fregatvogels en de pelikanen op zoek gaan naar hun ontbijt, verschijnen de eerste surfers.

(voor Peter, de anderen doen maar alsof hier niets staat)

 Je ziet de surfplanken zonder surfers  de lucht in schieten en af en toe moet er beach boy proestend door zijn maats uit de branding gered worden maar ze lijken zich reuze te amuseren.   Al surfen ze niet al te fanatiek: ze warmen zich opzichtig op op het strand en peddelen dan loom door de branding en gaan dan  vervolgens urenlang liggen dobberen en kletsen met elkaar.  En tegen de middag komen de bierbuiken er weer aan met hun kroost en begint het hele circus opnieuw.
Zo gaat het leven voorbij, daar in Jacó.



maandag 5 december 2011

San José, 4 december 2011

Morgen het heerlijk' avondje!  De Sint is hier al geweest, trouwens.  Gisteren kwam hij op de residentie van de Nederlandse ambassadeur.  Alle kindjes stonden hem vol verwachting op te wachten, met zelfgemaakte pietenmutsen op hun hoofdjes en tekeningen in hun handjes en met bonzende hartjes.
Hij viel een beetje tegen: hij kwam niet eens op een paard maar in een witte Kübelwagen.  Zijn haar was niet gekamd, zijn baard zat een beetje scheef , de weer zat in zijn tabberd en zijn staf was een bezemsteel met een bovenstuk van karton.  De linten aan zijn mijter zaten aan de voorkant, waardoor hij er eerder uitzag als rabbi Jacob dan als een bisschop.  De pieten hadden hun nekken niet geschminkt.  "Hulpsint", had het grut meteen door.  Maar ze vergaven het hem: Costa Rica is niet naast de deur en helemaal op je schimmel de oceaan oversteken is ook voor de goedheiligman een hele opgave.

Er volgde het traditioneel gezang en eten van banketstaaf, marsepein en pepernoten.  Sinterklaas sprak rad Nederlands, Engels, Spaans en Frans toen de kindertjes van het internationale gezelschap bij hem mochten komen voor een chocoladeletter. Ook Emma en Casper.  Hulpsint of niet: Emma was haar gebruikelijke verlegen zelf en ook Casper was onder de indruk. Toch zong Emma een liedje door de microfoon, wat wel heel dapper was.


's Avonds hadden we pakjesavond. Ik heb een dinosaurus gekregen, tot verbazing van de kinderen die niet wisten dat Sinterklaas ook aan volwassen speelgoed gaf.  Aan heel kinderachtige volwassenen, bedachten ze vervolgens, terwijl ik van mijn voetstuk tuimelde.

De kerstperiode is nu flink ingezet.  Overal staan nu kerststallen en -bomen en hangen er kerstballen ter grootte van basketballen.  We hebben al een kerstlunch gehad en het kerstfeest van de diploclub. Allemaal heel bizar.

Afgelopen week vierde Costa Rica de afschaffing van het leger in 1948.  De toenmalige president, Figueras, die liefhebbend door iedereen 'don Pepe' genoemd wordt, was aan de macht gekomen door een staatsgreep en een klein burgeroorlogje en was vastbesloten dat ze hém dat niet zouden flikken en schafte daarom het leger af.  Sindsdien geniet Costa Rica het image van het meest vredelievende land ter wereld.  In werkelijkheid worden de grenzen bewaakt door de Amerikanen, die in ruil hun special forces mogen opleiden in de dichte jungles van het land.  In de jaren '80 hadden de Contra's hun bases in Costa Rica, van waaruit ze vrolijk sandinisten gingen vermoorden in Nicaragua,  en de inval in Panama om drugsdictator Noriega te verdrijven (waarbij 5000 burgers omkwamen) werd van hieruit gelanceerd.  Maar dat vergeet men graag, liever heeft men het over Pura Vida en de vrede.  Ze zijn adembenemend sterk in propaganda, dat moet je toegeven.
Presidente Chinchilla had haar Panamese collega Martinelli uitgenodigd voor een feestje in het Nationaal Museum, het voormalige hoofdkwartier van het leger.  Ook Panama heeft geen leger meer, afgeschaft na de arrestatie van Noriega.  Dat schept dus een band.
Het binnenplein zat vol met scouts die uit volle borst "Viva Costa Rica" riepen; en "Viva Panamá" en "Viva la Paz".  Het werd vreemd toen ze "Viva gallo pinto" begonnen roepen, gallo pinto is een traditioneel gerecht, gemaakt van rijst en bonen en is de ziel van de Costa Ricanen.  "Leve friet met biefstuk", zoiets.
Er waren de traditionele toespraken en Chinchilla ondertekende de wet die van 1 december voortaan een feestdag maakt.  Er werden helden gedecoreerd en veteranen geëerd en vals 'Eleanor Rigby' gezongen en af en toe moest één van de presidenten of allebei tegelijkertijd naar voren komen om een handje te schudden, te zwaaien of iets te zeggen.  Chinchilla deed daarbij steeds de Bill Clinton: ze zwaaide en knipoogde  naar een willkeurig iemand in het publiek, alsof ze de beste vrienden waren; meestal tot grote verbazing van de begroete, die nooit had kunnen vermoeden dat de presidente op een dag met hem zou flirten.  Martinelli hield het bij een algemeen  handengewapper en een vaderlijke blik voor iedereen, waarbij hij zijn best moest doen om om en over zijn bodyguards heen te kijken: grote negers met donkere zonnebrillen en oortelefoontjes en pakken uit de Marinero waaronder hun Dirty Harry-pistolen duidelijk en dreigend zichtbaar waren.   Uiteindelijk werden beide staatshoofden erelid van de scouts gemaakt en kregen ze een scoutsdas om.  Ik betwijfel echter of ze elke dag wel een goede daad stellen. En hun scoutsgroet leek op het geklauw van een norse leeuw.

Aan mijn ene kant zat een Russische collega de hele plechtigheid lang luide scheten te laten. Hij verontschuldigde zich wel elke keer hoffelijk bij al zijn buren.  "Wodka Cubana ayer", fluisterde hij me toe, alsof dat alles verklaarde.  Dat heb je als je drank stookt van rotte bananenschillen, neem ik aan.
Aan mijn andere kant zat een Fransman die me de hele tijd enthousiast zat te vertellen over de boullabaise (met éxtra knoflook!)die hij de vorige avond in grote hoeveelheden had gegeten. Hij toerterde in mijn oren én in mijn neus.  Ik viel bijna flauw en wist niet aan welke kant ik moest ademen.  Gelukkig komt aan alles een eind en kon ik na een uur of twee kokhalzend  vertrekken. Helemaal murw.  Zo zijn de gevaren van dit land.


550 dagen crisis.  Eindelijk een nieuwe regering.  En wat zien ik: verdomme grotendeels dezelfde smoelen.  Waar hebben ze het die hele tijd over gehad, vraag ik u af?